RETROMOBILE 2024: TOP 10 VAN DE MOOISTE RACEWAGENS

We hadden het u al verteld in ons algemeen verslag over Rétromobile: 2024 was opnieuw een topeditie met de mooiste klassieke auto’s. Naast al het moois waarmee u ondertussen reeds kennis mee kon maken hebben we er toch nog een aantal apart gehouden. De tien mooiste, uniekste of spectaculairste racewagens heeft u nog van ons te goed. We nemen u voor een tweede keer mee door de hallen van Rétromobile voor nog eens tien extra pareltjes.

1. LIGIER JS 2 1973

We zijn in Frankrijk en beginnen we dan ook met een Franse creatie: een Ligier JS 2. Ligier? U hebt er misschien al achter gereden. Zo’n brommobieltje, achteraan voorzien van een max. 45 km bord. Dat is inderdaad een huidige Ligier. Vroeger was Ligier een Frans automerk dat sportwagens bouwde en zelfs een Formule1 renstal had.

Guy Ligier wordt, na een roei-en rugbycarrière, autopiloot. Hij is daar vrij goed in en wordt door Ford Frankrijk aangenomen voor hun officiële programma. Hij rijdt in verschillende auto’s zoals een Mustang en de GT40.  Guy geraakt zelfs, als piloot, in de Formule 1. Hij startte in 13 GP’s met een zesde plaats als beste resultaat. Ligier vormde meestal een team met zijn vriend  Jo Schlesser. Deze komt spijtig genoeg om het leven tijdens zijn F1 debuut in de Franse Grand Prix. Ligier is zo onder de indruk dat hij onmiddellijk stopt met racen. Hij richt “Ligier Cars” op en begint met de bouw van een eerste sportwagen: de JS 1. Er worden drie stuks gebouwd en daarna volgt al direct deze JS 2. De initialen JS staan voor Jo Schlesser. De JS 2 is een twee zit sportwagen voorzien van een V6 Maserati motor. Het koetswerk komt van Pietro Frua. Ligier bouwt iets meer dan 200 stuks van deze JS 2. Het toenmalig faillissement van Maserati zorgt voor een vervroegd einde van de productie.

En er is uiteraard ook een sportprogramma voor deze JS 2. In 1972 wordt er deel genomen aan de 24 uren van Le Mans maar de Maserati motoren houden het niet vol. Het volgende jaar start deze gele JS2 met BP sponsering. Guy Ligier zit terug aan het stuur maar opnieuw moeten hij en collega Jacques Lafitte opgeven met een defecte motor. In de Tour de France is deze JS 2 op weg naar de overwinning. Gérard Larrousse wint 14 van de 17 ritten tot een defecte stroomverdeler roet in het eten komt gooien. In 1974 is er winst in de 4 uren van Le Mans en is er een achtste plaats in de 24 uren van Le Mans. Het grootste succes komt een jaar later met een tweede plaats in de 24 uren van Le Mans. De JS 2 is ondertussen uitgerust met een V8 Ford Cosworth motor en Jean Louis Lafosse en Guy Chasseuil zijn lang  in een hevige strijd voor de overwinning met de Gulf Mirage van Jacky Ickx en Derek Bell. Dit is de laatste wedstrijd voor deze JS 2. Ligier maakt, als team,  de overstap naar de Formule 1 en debuteert begin 1975 met zijn JS 5 voorzien van een Matra V 12 motor in de Grote Prijs van Argentinië.

2. FERRARI 312 B 3-74  1974

Ferrari kan uiteraard niet ontbreken in deze reeks maar de welke? Het aanbod was weer zeer groot maar we kozen als eerste voor deze 312 B3 van 1974. Ferrari zat begin jaren 70 in een dipje. De programma’s in de F1 en het WK uithouding verliepen niet echt zoals gepland. Het uithoudingsprogramma werd eind 1973 geschrapt en alle aandacht zou naar de F1 gaan. Door de slechte resultaten waren Jacky Ickx en Artureo Merzario vertrokken en moest Enzo op zoek naar nieuwe piloten.

Hij komt terecht bij Clay Regazzoni die overkwam van BRM. Regazzoni was vroeger al Ferrari piloot geweest. Hij overtuigt Enzo om ook de nog jonge Niki Lauda aan te nemen. Ferrari zal, door Lauda’s inbreng, opnieuw een topteam worden. Maar dit liep niet van een leien dakje. De 312 B3 is wel zéér snel, met 10 pole posities op de 15 wedstrijden,  als bewijs. Maar de betrouwbaarheid is in 1974 nog niet op post. Toch worden er drie wedstrijden gewonnen. Twee voor Lauda ( Spanje en Nederland ) en Regazzoni wint de Duitse GP op de Nürburgring.

Regazzoni is, niettegenstaande alle technische problemen, wel in de running voor de wereldtitel. Dit wordt pas beslist in de allerlaatste wedstrijd met een heuse kampioenschapsbeslisser. Hij en Emerson Fittipaldi beginnen met gelijke punten aan de GP van Amerika op Watkins Glen nabij New York. In de kwalificaties staan ze samen op P8 en P9. Spannender kan het niet meer worden. Regazzoni kampt de ganse wedstrijd met de wegligging van zijn Ferrari. Hij maakt zelfs een pitstop voor nieuwe banden en dat was toen nog een uitzondering. Fittipaldi klimt op naar P4 en wordt de wereldkampioen van 1974. Hij behaalt zijn tweede titel en de eerste voor Mclaren.  Maar de basis voor Ferrari is gelegd en in 1975 wordt de opvolger ( 312 T ), met Niki Lauda aan het stuur,  opnieuw een WK winnende auto.

3. FERRARI 312 PB

De auto die voor dit succes plaats moest ruimen stond ook in Parijs. Uurwerkbouwer Richard Mille had weer voor een mooie collectie Ferrari’s gezorgd in zijn traditionele expo. Deze 312 PB, met chassisnummer 0890, zag het levenslicht eind 1971.  In 1972 werd hij bestuurd door Ickx, Merzario, Redman en Regazzoni. Een winst in de 1000 km van Francorchamps is zijn beste resultaat.

Voor het seizoen 1973 krijgt hij een update met een nieuw koetswerk en een V12 motor die ondertussen 500 PK levert. Het wordt de dienstwagen voor Artureo Merzario en Carlos Pace. 0890 krijgt de groene strepen op zijn koetswerk. Ickx en Redman reden met de gele zoals het nu in het WEC opnieuw het geval is. Voor het WK is Ferrari in strijd met Matra. De Fransen behalen de titel met vijf overwinningen tov één voor Ferrari. Ickx en Redman winnen de 1000 km van de Nürburgring. 0890 kan geen wedstrijd winnen maar zorgt wel voor mooie punten. Drie vierde plaatsen in Vallelunga, Dijon en Francorchamps. Een derde plaats in Watkins Glen en twee tweede plaatsen op de Nürburgring en de 24 uren van Le Mans.

In het eindstand komt Ferrari  echter negen punten te kort voor de wereldtitel. Enzo beslist, eind 1973, om het programma te stoppen. Vijftig jaar later wordt het opnieuw opgestart en Ferrari wint, met zijn nieuwe 499 P, de eeuwfeestwedstrijd van de 24 uren van Le Mans.

4. BENTLEY SPEED 8

Na de overname van Bentley door VW wil het merk uit Crewe opnieuw deelnemen aan de 24 uren van Le Mans. Moederhuis VW kan via Audi al de nodige technology ter beschikking stellen en de “Bentley Boys” kunnen, na hun eerdere succesvolle deelnames in de jaren 30, opnieuw richting Le Mans trekken.

De ontwikkeling van de nieuwe Bentley Speed 8 wordt in september 1998 opgestart. Het is een samenwerking tussen het Engelse team en de Duitse afdeling van Audi Sport die de mechanische onderdelen levert van hun Le Mans R8 winnend model. Het chassis komt van bij RTN. Twee jaar later wordt de eerste Speed 8 voorgesteld tijdens een presentatie in de Bentley fabriek in Crewe. Na véél testwerk wordt er een eerste keer gestart in de 24 uren van Le Mans in juni 2001. Beide Bentley’s rijden in de LMGTP klasse. Startnummer 8 met Andy Wallace, Butch Leitzinger en onze Eric Van de Poele eindigen op het podium op plaats drie.

De andere Bentley met startnummer 7 moet zaterdagavond de wedstrijd verlaten na een beginnende brand van een blokkerend schakelmechanisme. In 2002 start er maar één exemplaar in Le Mans. Startnummer 8, met de zelfde bemanning als in 2001, valt nu net naast het podium met een vierde plaats. De testjaren zijn voorbij en Bentley zal in 2003 terugkomen voor de winst. Dit lukt en opnieuw staan de Bentley boys op de hoogste trede van het podium. De piloten kwamen deze keer van bij Audi en Rinaldo Capello, Tom Kristensen en Guy Smith ( er moest ook een piloot uit het UK bij zijn ) finishen met 2 ronden voor sprong op hun collega’s Mark Blundell, David Brabham en Johnny Herbert.

Van deze eerste versie van de Speed 8 ( code 002 ) werden zes exemplaren gebouwd. Eén van deze stond op Retromobile. Deze 002 versie heeft maar twee wedstrijden betwist en zal vanaf 2003 vervangen worden door een geëvolueerde versie die code 004 krijgt. Deze versie zal in 2003 voor het grote succes zorgen in Le Mans.  Chassisnummer 004/1 rijdt regelmatig mee in de Endurence Racing Legends Serie. We zagen hem al enkele keren op het circuit van Francorchamps. Meer over deze Bentley lezen. Gewoon hier klikken.

5. BRABHAM BT 26 A

Deze Brabham Formule 1 auto werd ontworpen door Ron Tauranac. Deze bouwt later zijn eigen auto’s ( vooral Formule 2 en 3 ) onder de naam Ralt. In 1968 is deze BT 26 voorzien van een Repco motor. Deze motor is niet echt betrouwbaar en Jack Brabham en Jochen Rindt vallen, in op één na, in alle wedstrijden uit.

De auto die door Jochen Rindt werd gebruikt wordt in de winter omgebouwd. De Repco motor verdwijnt en wordt vervangen door een Ford Corworth. Rindt vertrekt naar Lotus en wordt vervangen door het jonge Belgische talent Jacky Ickx.

Ickx laat een nieuw elan waaien bij Brabham. Hij wint de GP’s van Duitsland ( op de oude Nürburgring ) en Canada. Hij is de enige die enig weerwerk probeert tegen de overmacht van Jacky Stewart en zijn Matra van het Tyrrell team. Hij wordt ook de vice-wereldkampioen van 1969 achter Stewart. Hierdoor krijgt hij een contract van Enzo Ferrari. Hij zal drie jaar bij de Italiaanse renstal blijven. Zijn laatste jaar rijdt hij onder meer met de eerder aangehaalde 312 PB in het wereldkampioenschap uithouding.

6. ALFA ROMEO 33 TT 3/ 33

Bij Fiskens vonden we deze Alfa Romeo 33 TT 3. Chassisnummer AR 11572 010 werd door het officiële Alfa Autodelta team gebruikt tijdens het seizoen 1972. Vaste piloot Andrea De Adamich werd in de loop van dat jaar bijgestaan door verschillende bijrijders zoals Galli, Elford, Hezemans en Vacarella. Ook huidig Red Bull consultant Helmut Marko neemt er mee deel aan de 1000 km van de Nürburgring en zorgt samen met De Adamich, met een derde plaats, voor het beste resultaat van 1972.

Deze 33 TT 3, die van een acht cilinder Alfa motor is voorzien, zal wel maar een héél korte racecarrière maken. Zijn laatste wedstrijd was al in juni van 1972. De Adamich en Vacacarelle zorgen voor een mooi afscheid met een vierde plaats in de 24 uren van Le Mans. Het is ook de laatste Alfa Romeo die ooit deelnam aan de 24 uren van Le Mans

7. ALFA ROMEO 33 TT 12

Bij veilinghuis Artcurial vonden we de opvolger van deze 33 TT3 met de 33 TT 12. De Alfa is vanaf 1973  uitgerust met een 12 cilinder motor. Chassisnummer AR 115 12 0011 werd aangeboden op hun jaarlijkse Rétromobile veiling.

Deze 33 TT 12 werd gebouwd in 1975 en gebruikt door het privé Willy Kaushen Racing Team in het WK van 1975. Het WKRT team krijgt de beschikking over 4 exemplaren van deze TT 12 en deze 0011 werd gebruikt als testwagen. Hij neemt wel deel aan enkele wedstrijden in het Interserie kampioenschap. Later zal er op vraag van Bernie Ecclestone een Formule 1 testmotor worden ingebouwd. Deze zal vanaf 1976 ook in zijn Brabham’s gebruikt worden. Bernie wisselde van Ford Cosworth ( betalende motoren ) naar Alfa Romeo ( gratis motoren ). De andere 33 TT 12’s van het WKRT behalen voor Alfa de wereldtitel uithouding merken in 1975 met Jacky Ickx, Derek Bell, Henri Pescarolo en Artureo Merzario. De Alfa vond geen nieuwe eigenaar.

8. FERRARI MANARELLO 550 PRODRIVE GT1

Nog een Ferrari met deze prachtige Maranello Prodrive GT1 van 2002. Deze 550 “Made in England” werd te koop aangeboden door Girardo & Co. Made in England? Zeer zeker want deze Ferrari komt vanuit de ateliers van Prodrive en werd zonder medewerking van Ferrari door het team van David Richards ontwikkeld en gebouwd. Ferrari was zelfs zo gekant tegen dit project dat het geen blote koetswerken wilde leveren aan het team van David Richards. Deze moesten zich richten tot de tweedehands automarkt en kochten bruikbare straatauto’s die daarna volledig werden gesloopt. Dit gebeurde ook met deze ZFFZR49B000108612 die zou omgevormd worden naar CRD 05/2002. CRD staat voor Car Racing Development, de firma van Frédéric Dor die de financiële kant van het programma voor zich nam.

Prodrive levert een prachtige GT1 af. De Ferrari maakt zijn debuut half 2001 in het FIA GT kampioenschap in Budapest. Maar door verschillende kinderziekten volgt er een opgave. De 24 uren van Spa worden niet betwist maar in de volgende wedstrijd op de A1 Ring in Oostenrijk is het al prijs. Richard Rydell en Peter Kox zorgen voor het eerste succes. Ze doen dit later in Jarama nog eens over.

In 2002 wordt er een eerste uitstap gemaakt richting Le Mans met één auto. Thomas Enge zet de 550 Maranello op de pole. Halfweg de wedstrijd leidt de Ferrari met 3 ronden voorsprong op de snelste Corvette. Een afgebroken olieleiding zorgt voor een beginnende brand en Alain Menu moet de auto achterlaten langs het circuit. In 2003 komt deze CRD 05 het team versterken. De eerste wedstrijd zijn de 12 uren van Sebring in Florida. Darren Turner, Anthony Davidson en Kelvin Burt eindigen op P2 in de GTS reeks na de Corvette van Fellows, Fréon en O’ Connell.

In Le Mans is er opnieuw een pole voor teamgenoten Kox, Enge en Davies. CRD 05 met de zelfde bemanning als in Sebring mag als tweede vertrekken. De Prodrive Ferrari’s rijden 6 seconden sneller op één rondje Le Mans tegen over vorig het vorige jaar. Beide Ferrari’s rijden continu in de kop van de GTS klasse. Na 5 uur wedstrijd komt CDR 05 zelfs aan de leiding. Deze staan ze later opnieuw af aan hun teamgenoten. Ze blijven wel op plaats twee rond rijden tot iets na half wedstrijd Anthony Davidson de Ferrari parkeert in de vangrails van Mulsanne. De klap is vrij hevig en de piloot wordt uit veiligheidsoverwegingen afgevoerd naar het ziekenhuis voor een medische controle.

Teamgenoten Peter Kox, Thomas Enge en Jamie Davies zorgen voor een historische zege in de GTS klasse. Ze winnen met 10 ronden voorsprong op de tweede Chevrolet Corvette en zorgen voor een nieuwe en langverwachte winst van een Ferrari 12 cilinder motor. Deze Maranello met startnummer 88 stond op Rétromobile één stand verder bij de buren van Richard Mille in de Ferrari expo.

CDR 05 maakt nog een derde uitstap naar het circuit van Road Atlanta voor de Petit Le Mans wedstrijd. Er is wel een pilotenwissel. Deze keer zitten Le Mans winnaars Peter Kox en Thomas Enge aan het stuur. Ze worden bijgestaan door Alain Menu. De Ferrari draagt nu fier het winnende nummer 88 van de Le Mans auto. En deze keer is het wel prijs. CDR 05 wint zijn eerste wedstrijd in een hevig duel met de teamcollega’s. 88 finisht één seconde voor de 80 na tien uren wedstrijd.

Na zijn jaar als officiële Prodrive auto vertrekt CDR 05 naar Frankrijk en komt terecht bij het Larbre team. Jack Leconte en zijn ploeg waren jarenlang de referentie in het FIA GT met hun top Vipers en heel succesvol. Dit zal niet veranderen met de Prodrive Ferrari. Ze nemen deel aan het nieuwe LMES ( Le Mans Endurence Series ) en het Franse GT kampioenschap. In de LMES botsen ze nochtans op tegenstand. Ondertussen heeft Ferrari zijn eigen versie gemaakt met de nieuwste  575 GTC Maranello. Maar deze officiële creatie kan geen vuist maken tegen de oude Ferrari uit het UK. Het privéteam van Larbre wint met Bouchut/Lamy en Zacchia alle vier de wedstrijden van het kampioenschap in Monza, Silverstone, Spa en de Nürburgring. In de 24 uren van Le Mans behalen ze een vijfde plaats in de GTS klasse. In het Franse GT kampioenschap behalen ze een tweede plaats in het eindklassement. We zagen de auto in 2019 op Spa in zijn Labre uitvoering tijdens de Endurence Legends reeks. In 2005 is er nog een derde deelname in de 24 uren van Le Mans met een vierde plaats in het GTS klassement. Daarna wordt de auto nog regelmatig succesvol gebruikt in het Franse GT kampioenschap. CDR 05 behaalt 7 overwinningen en twintig podiumplaatsen en finishte in 96% van de deelgenomen wedstrijden.

Prodrive bouwde 10 stuks en deze CDR 05 is één van de vijf stuks die door het officiële team werden gebruikt. De auto werd ondertussen gerestaureerd en teruggezet in zijn winnende uitvoering van de Petit Le Mans wedstrijd van 2003. Aan dit Prodrive Ferrari hoofdstuk kwam een eind toen Aston Martin dacht van: dat kunnen wij met onze DB9 ook. Ze gaven opdracht aan het team van Dave Ricards om een zelfde creatie te maken van hun DB9. Deze Prodrive DB9R GT1 zal de opvolger worden en Prodrive zal het officiële fabrieksteam worden van Aston Martin. De successen blijven niet uit en zullen deze van de Ferrari periode nog overtreffen. Wie interesse heeft: CDR 05 staat te koop bij Girardo.

9. LOLA T 70 DAVID PIPER

Bij Fiskens vonden we deze groene Lola T70. En dat typische  groen in die periode is gelinkt aan de renstal van David Piper. Deze had een eigen team met voornamelijk GT en Prototype auto’s. Hiernaast reed hij ook, zonder succes, 3 GP wedstrijden in Formule 1.

De groene auto’s van Piper zijn héél bekend in de endurence racerij van de jaren 60 tot begin 70. Een Ferrari 250 GTO, 250 LM, 330 P2, 330 P4, 512M en ook de Porsche 917 maakten deel uit van zijn privé renstal. De meeste van zijn auto’s, met uitzondering van een rode Ferrari 512 en een gele Porsche 917 reden in de groene kleur. Deze kwam oorspronkelijk van een sponsordeal met de Britse oliemaatschappij BP waarvan het groen uit het logo werd overgenomen. BP werd later vervangen door Shell maar het groen was ondertussen het handelsmerk van Piper geworden en zijn auto’s bleven groen.

Naast de volbloeden uit Maranello en Stuttgart was er ook deze Lola T70. Een auto die door Lola Cars ontworpen en gebouwd was voor echte privé teams. Het team van Piper zweefde tussen de privé- en de fabrieksteams. Het betreft hier een MK III B versie van T70. Deze creatie, met chassisnummer SL76/150, van Eric Broadley was uitgerust met een dikke door Traco geprepareerde 5 liter Chevrolet V8. Naast David Piper zelf zaten ook Richard Attwood, Jean-Pierre Beltoise en Hans Hermann achter het stuur van deze Lola. Een andere T70, van het Penske team,  won in 1969 de 24 uren van Daytona.

De Piper Lola wordt vooral ingezet in kleinere wedstrijden. Er is een overwinning in de Solitude wedstrijd nabij Stuttgart. Maar het is vooral op Franse bodem dat deze SL76/150 vrij succesvol is met winst in Magny-Cours, Monthléry en Dijon in 1969. Het volgende jaar wordt de Lola uitgeleend aan Solar Productions van Steve Mcqueen voor opnames van zijn film “Le Mans”. Daarna verkoopt Piper de Lola.

In 2017 zagen we hem nog voorbij komen tijdens de Masters Sports Car wedstrijd tijdens de Zes uren van Spa. De auto was toen voorzien van een replica koetswerk om schade aan het originele te voorkomen. Het  originele is nu terug op de auto gemonteerd.

10. DOME S 101 – RACING FOR HOLLAND

Dome is een Japanse constructeur van racewagens. Het bedrijf zag in 1965 het levenslicht. Ze modificeerden vooral  Honda’s. Vanaf 1975 is er een start met de bouw van volwaardige koersauto’s. Dome bouwt prototypes, formule 3, formule 2 en er is zelfs een testwagen van een formule 1 auto. Spijtig genoeg werd dit project stop gezet door een gebrek aan centen en motoren die Mugen Honda niet wilde leveren.

Bij Ascott zagen we deze Dome S 101 met chassisnummer 03 uit 2002. Deze Dome reed mee in de 24 uren van Le Mans in 2002 onder de noemer: “Racing for Holland” met een volledige Nederlandse bezetting. Teambaas Jan Lammers werd bijgestaan door Tom Coronel en Val Hillebrand. Het team had al een vorig model van Dome voor de wedstrijden in het ISRS ( International Sportscar Racing Series ), de voorloper van de Le Mans Series.

Voor de sponsering konden bedrijven intekenen op een stukje op het koetswerk van de auto. Zo konden vele kleine sponsors ( ongeveer 250 ) toch zorgen dat het benodigde budget werd behaald. Het is een spiksplinternieuwe Dome die zijn eerste rondjes rijdt op de officiële testdag in mei. In de eerste kwalificaties in juni zorgt Lammers voor een knalprestatie. Hij nestelt zich met een tijd van 3’31”355, op de derde plaats, tussen de favoriete Audi’s, Cadillac’s, Bentley en Panoz auto’s. In de kwalificaties doet Lammers er één seconde meer over en zakt naar P5. Nog altijd een prima resultaat.

In het eerste uur van de wedstrijd mengt Jantje Lammers zich in de strijd voor de kop. Hij klimt zowaar op naar P3 net voor de eerste pitstop. Maar zijn co-piloten beschikken niet over de zelfde ervaring en de Dome zakt terug in het klassement. Maar niettegenstaande meerdere stuurfouten klimt de Dome terug naar de top 10. Bij het ochtendgloren op zondag rijden ze op P7 maar na een schuiver van Cornonel verliezen ze opnieuw enkele plaatsen. Twee uur voor het einde van de wedstrijd is er nog een onvoorziene pitstop. Er is rookvorming achteraan de auto  en de olie van de versnellingsbak wordt nog preventief ververst.

De versnellingsbak houdt het vol en Lammers/Coronel en Hillebrand eindigen op een achtste plaats in het eindklassement met 24 ronden achterstand op de winnende Audi van Kristensen/Pirro en Biela die voor de derde opeenvolgende keer met de winst gaan lopen. De Dome eindigt wel voor de twee officiële Cadillac Nothstart LMP auto’s. Voor een volledig privé initiatief zeker geen slecht resultaat. Met een top trio aan piloten en een beter budget had er zeker véél meer ingezeten. Deze S 101 is voor 2024 aangemeld voor de Endurence Racing Legends van de Peter Auto organisatie. Daar zal hij ongetwijfeld opnieuw furore maken.

Artikel en foto’s: Joris De Cock