In deze eindejaarperiode komen we terug op één van de mooiste evenementen van het voorbije jaar: het concours van Chantilly nabij Parijs. In deze donkere dagen willen wij u laten meegenieten van de vele en mooie historische auto’s die we tegen kwamen. Véél lees- en vooral kijkgenot!
Na drie jaar wachten stond eindelijk de zesde editie van Chantilly Arts & Elégance opnieuw op de kalender van de Peter Auto organisatie. Het prachtige domein van het kasteel van Chantilly was het decor voor het Concours d’ Elégance en het Concours d’ Etat voor de verkiezing van de mooiste auto’s die er op onze wereldbol rondrijden.
Het kasteel van Chantilly is een parel van Frans erfgoed. Het bevindt zich 40 km noordwaarts boven Parijs en het oorspronkelijke gebouw ( toen nog een fort ) dateert uit de 16e eeuw. Het werd later fors vergroot met een echt kasteel maar dit bouwwerk werd volledig vernield tijdens de Franse revolutie. In de 19e eeuw werd het opnieuw in bijna de zelfde configuratie erop gebouwd. Het domein is 115 hectare groot en omvat ook de grote paardenstallen die in de 18e eeuw werden bijgebouwd. Deze worden vandaag gebruikt als museum van het paard.
Voor het Concours d’ Etat hadden zich een honderdtal auto’s aangemeld. Deze werden onderverdeeld in zeventien klassen. Per klasse werd een winnaar gekozen en deze winnaar kon dan op het einde van de dag meedoen voor de titel “Beste van de show”. Hierbij werd wel een verdeling gemaakt met een vooroorlogse en een naoorlogse winnaar. Wij overlopen de klassen.
CARROZZERIA TOURING
Deze klasse was de grootste van het event met een vooroorlogse, een naoorlogse en een na de jaren 2000 reeks. Ze waren een eerbetoon aan de in 2020 overleden Roland D’ Ieteren die met zijn autoimperium ook, en dit sinds 2006, eigenaar was van de Italiaanse koetswerkbouwer.
De Carrozzeria Touring ziet het levenslicht in 1926. In die periode was het vrij normaal dat een klant bij een automerk een rijdend chassis zonder koetswerk kocht. Hij bracht dat dan naar een koetswerkbouwer die er meestal een uniek of toch zeldzaam koetswerk op monteerde. Bij Touring verkiezen ze lichte koetswerken die de naam “Superleggera” krijgen want hoe minder gewicht, hoe sneller de auto.
In de vooroorlogse klasse vinden we, op één BMW 328 Mille Miglia na, enkel Alfa Romeo’s. We moeten toegeven dat dit echt een topreeks was met de ene auto al mooier dan de andere. Het is dan ook een moeilijke beslissing voor de 60 koppige, heel internationale jury. Deze kiest uiteindelijk voor de Alfa Romeo 6 C 2500 SS Touring van 1939 als winnaar.
Een speciale vermelding is er voor een andere Alfa Romeo met de 6 C 1750 GT aerodinamica van 1931. Deze Alfa Romeo, met zijn drie rode koplampen, won in 1933 zijn reeks in de Mille Miglia.
In de naoorlogse klasse vonden ook nog een aantal héél mooie machines met opnieuw een Italiaanse overmacht met Alfa Romeo, Maserati, Lancia en Lamborghini. Maar ook twee “buitenlanders” met een Spaanse Pegaso en een Engelse Aston Martin. De klanten van Touring kwamen in die periode blijkbaar als van iets verder.
De winst was opnieuw voor Italië met een Alfa Romeo 1900 SSC Touring Superleggera van 1954. De standaard Alfa’s uit de jaren 50 waren al meesterwerken en deze 1900 SSC legde de lat nog hoger.
De concurrentie was toch niet min met onder meer een Maserati 3500 GT, een Lancia Flaminia GT, een Lamborghini 350 GT, een Pegaso Z 102 en een Aston Martin DB4 Cabrio.
Dit hoge niveau ligt in de reeks van na het jaar 2000 toch wel een stuk lager. Het zijn dan wel met de hand gebouwde koetswerken maar of ze beter zijn dan het origineel durven we toch wel te betwijfelen. Zo mag u zelf oordelen over de Maserati Bellaggio Fastback Touring van 2004. Wij kiezen toch voor de originele versie van deze “Quattroporte”.
De meest geslaagde vonden we dan nog de Alfa Romeo Disco Volante van 2008. Op basis van een 8 C werd door Touring deze Disco Volante gebouwd. Later zou ook een Spider versie volgen.
In deze reeks was er ook een concept-car van een Mini die BMW bij Touring liet bouwen.
De mooiste wint blijkbaar niet altijd want het was de Touring Superleggera Aero 3 die met de eerste prijs huiswaarts mocht. Deze Aero 3 heeft als basis een Ferrari F 12 berlinetta en zijn koetswerk verwijst naar de vooroorlogse auto’s waar men op zoek was naar snelheid en aerodynamica. U mag er zelf over oordelen.
RACEWAGENS VAN 1905 – 1925
We gaan verder met deze pioniers in de autosport. Toen dit nog in zijn kinderschoenen stond waren de motorenbouwers op zoek naar vermogen. We zien zo héél diverse creaties zoals een 6 cilinder met 7,8 liter inhoud , een V12 motor met 1050 cc of een 4 cilinder met 16 liter inhoud in een Fiat 130 HP! En zoals zijn naam het al zegt levert deze 130 PK waarmee een topsnelheid van 160 km per uur werd bereikt in 1907!! Een hallucinante snelheid in die jaren.
Ook in deze klasse véél Italiaans geweld met enkele FIAT’s, een Italia, een Aquila Italiana en een Isotta Franchini. Maar de Italianen moeten de winst laten aan een Franse Ballot 3/8 LC Grand Prix van 1920.
Ballot was oorspronkelijk een fabrikant van scheepsmotoren. Ze ontwierpen en bouwden deze 3/8 LC Grand Prix die was uitgerust met een 8 cilinder met drie liter inhoud. Deze nr 11 behaalde een zevende plaats in de Indy 500 van 1920. Twee jaar later doen ze het nog beter met een derde plaats. Tussen deze twee Amerikaanse wedstrijden was deze Ballot ook winnaar van de eerste Grand Prix van Italië in 1921.
24 UREN VAN LE MANS: SNELHEID EN AERODYNAMISME OP DE HUNAUDIERES
“La ligne droite des Hunaudières” is een naam die klinkt als een klok in de autsportwereld. Het was vroeger een lange bijna rechte lijn, van 6 kilometer, tussen de bochen van “Tertre Rouge” en “Mulsanne” op het circuit van Le Mans. Op dit stuk openbare weg werden topsnelheden gehaald tot iets meer dan 400 km per uur. Na verschillende zware ongevallen werden er in 1990 twee chicanes geplaatst om de snelheden af te remmen.
De teams en constructeurs waren continu op zoek naar topsnelheid. Aerodynamica was hiervoor zeker de oplossing en vanaf de jaren 50 zagen we deze gestroomlijnde auto’s, al of niet voorzien van vleugels, verschijnen op de circuits. We vonden in deze klasse vrij “simpele” auto’s zoals een Bristol 450 Le Mans van 1954 of een CD Panhard LM 64 van 1964 maar toch ook vrij gesofistikeerde machines zoals een Lola T 600 van 1981 met een gestroomlijnd koetswerk en een ingebouwde venturi tunnel om meer snelheid te bekomen.
Maar het kan nog extremer met deze Peugeot 905 Evo 1 van 1992. Om te winnen moet je continu verbeteringen aanbrengen. De eerste 905 werd vervangen door deze Evo 1 versie en kon in 1992 en 1993 de 24 uren van Le Mans binnen halen. De tentoongestelde 905 Evo 1 werd derde in 1992.
In deze reeks ook twee Ferrari’s van het type 512: een BBLM van 1981 en een M van 1971. De BBLM is een Berlinetta Boxer die voorzien werd van een heel aerodynamisch koetswerk dat door Pininfarina werd ontworpen. Deze rode BB was de laatste Ferrari die door het NART team van Luigi Chinetti werd ingezet in de 24 uren van Le Mans. Chinetti won zelf als piloot drie keer de wedstrijd en keerde later met zijn eigen team telkens terug naar zijn geliefkoosde wedstrijd in Frankrijk.
De winnaar van deze reeks was de prachtige Sunoco Ferrari 512M van Roger Penske. We kwamen deze al tegen op het Festival of Speed in Goodwood en hier kan u alle verdere info vinden van dit raspaard.
Tussen al dit geweld konden we de exclusieve trofee bewonderen die werd ontworpen voor de viering van “100 jaar 24 uren van Le Mans” in 2023. Het is dan inderdaad 100 jaar geleden dat deze wedstrijd voor de eerste keer werd verreden. Deze trofee is dan voor de winnaar van de editie 2023. Een uniek feit want in normale omstandigheden moet je drie keer na mekaar winnen om de overwinnaars trofee definitief mee naar huis te nemen. Deze 100 jaar versie werd de voorbije zomer voorgesteld op het Concours van Pebble Beach, reisde daarna naar Engeland voor de Goodwood Revival en is ondertussen terug in thuisland Frankrijk .
De 24 UREN VAN LE MANS: DE ZOEKTOCHT NAAR PRESTATIES
De organisatoren van de 24 uren van Le Mans hebben altijd al een voortrekkersrol gespeeld in het bepalen van de reglementen. De constructeurs ontwikkelden toepassingen die dan later in de productie van standaard wagens gebruikt konden worden. Zo zijn er bv de zoektocht naar vermogen, beperkingen van het brandstofverbruik en momenteel staat de overschakeling van benzine naar waterstof hoog op hun prioriteitenlijst. Van 1926 tot 1971 was er een reeks “L’ indice de performance. Het team dat de meeste kilometers kon afleggen met de kleinste motorinhoud was de winnaar. Op deze manier hadden auto’s met een kleine motor ook kans op glorie.
Zo zagen we een Deep-Sanderson DS 301 van 1963 die veel onderdelen van de Mini Cooper gebruikte voor een 24 uren wedstrijd tegen véél sterkere concurrenten. Motor en versnellingsbak werden overgenomen en achter de piloot geplaatst. Ook de voorophanging van de Mini werd gebruikt. Je moet het maar doen met zo’n klein ding. Let op de wielen van deze Deep-Anderson: er zijn tegenwoordig grasmachines met grotere exemplaren!
Een goed voorbeeld van deze technology was de Lotus Eleven S2 met een 1100 cc Coventry-Climax motor die 71 PK leverde. Dit vermogen blijkt voldoende voor een 500 kg zware Lotus.
Ook Abarth speelt mee met de 1000 SP van 1968 die ontwikkeld werd voor klanten. Met zijn Fiat motor van de 600, die naar 1000 cc werd opgeboord en voorzien was van dubbele nokkenassen, krijgen de piloten zowaar 105 PK ter beschikking. De Abarth weegt slechts 450 kg en is een heuse koersauto. Fiat France neemt als klant deel aan de 24 uren maar ontstekingsproblemen dwingen deze mooie proto tot de opgave.
De Fransen mogen uiteraard niet ontbreken en bij Alpine zijn ze gewoon om kleine en snelle auto’s te maken. Dat doen ze trouwens vandaag opnieuw en met héél véél succes. Deze Alpine M64 wint in 1962 zijn klasse met een gemiddelde van 162 km per uur. Let op het mooie gestroomlijnde achterste gedeelte van het koetswerk. Twee jaar later probeerden ze het met de Alpine A 210. Het achterste koetswerk is zelfs nog langer dan bij de voorganger. In 1966 doen ze het nog beter en behalen ze het complete podium in hun klasse
En er was ook een Franse winnaar met de Panhard Monopole X86 van 1956. Een mooie verschijning met de typische vleugeldeuren uit die periode.
OPEN AMERIKAANSE RACE SPORTWAGENS
Deze klasse beginnen we met de allereerste gebouwde Chaparral. Deze MK1 was de grondlegger van dit iconische Amerikaanse merk. Jim Hall was een vliegtuigpiloot en eigenaar van een kleine petroleummaatschappij. Hij koerste in de USA met vooral Europese auto’s zoals Austin Healy, Lister, Ferrari en Maserati. Hij besluit om met enkele ex-Scarab ontwerpers zijn eigen auto’s te bouwen en de rest is geschiedenis. Chaparral zal wagens bouwen voor het wereldkampioenschap en Le Mans maar ook de Canam komt op hun programma. We zagen zo’n Canam op het Festival op Speed in Goodwood.
Onder de deelnemers een unieke Kurtis Craft 500 S die, uitgerust met een sterke Cadillac V8 motor, twee keer deelnam aan de Carrera Panamericana in 1953 en 1954. Deze 3500 km lange wedstrijd werd vijf keer georganiseerd, en doorkliefde gans Mexico in vijf dagen. Een soort van Zuid Amerikaanse “Mille Miglia” maar veel zwaarder. De onverharde wegen in Mexico kon je niet vergelijken met de Italiaanse geasfalteerde routes.
De overwinning in deze klasse was ook voor een Kurtis maar deze was voorzien van een Buick V8 motor. Deze 500 X behaalde negen overwinningen in het kampioenschap van California in 1955.
WAGENS IN HUN ORIGINELE STAAT
Een auto is maar één keer in zijn originele staat waarin hij de fabriek verlaat. Alles wat er daarna mee gebeurt zoals reparaties of zelfs restauraties verminderen de authentieke of originele staat van het voertuig. Een restauratie mag dan nog zo goed gedaan zijn, het is niet het zelfde.
Door het verloop van de jaren verschijnen er slijtage delen op de auto en dit zowel aan de buiten- als aan de binnenkant. Tegenwoordig noemt men dit “patina” en zijn er een aantal liefhebbers die hun auto liever in de staat laten in de plaats van een restauratie te laten uitvoeren. Er zijn uiteraard, zoals bij vele discussies, voor- en tegenstanders.
Met een voor- en een na oorlogse reeks waren er vanzelfsprekend twee winnaars en het was zowaar de oudste deelnemer, een Pipe Serié E van 1904, die met de eerste prijs ging lopen. In de naoorlogse klasse was de Citroën SM Cabriolet “Mylord” van Chapron de beste en terecht want deze witte SM verkeert nog in een prachtige staat.
Nog een realisatie van Henri Chapron met deze Autobleu 4 CV. Op basis van een Renault 4 en met een ontwerp van het Italiaanse Ghia bouwde Chapron dit mooie koetswerk. Je moet al ver gaan zoeken om hier nog een Renault 4 CV in terug te vinden. En vakwerk want de auto bevindt zich vandaag nog altijd in topconditie.
De Amerikanen waren hier ook goed vertegenwoordigd met een gigantische Cadillac Eldorado Cabriolet van 1964 en een Plymouth Fury van 1959. Deze Fury zou later wereldberoemd worden in de film “Christine” van John Carpenter. De eerste eigenaar rijdt in 40 jaar slechts 396 mijl met deze Fury. Daarna kwam de Plymouth in een museum terecht en vervolgens in de collectie van de huidige eigenaar. Ondertussen staan er iets meer dan 4000 mijl op de teller wat een gemiddelde is van 64 mijl per jaar. Een uniek stuk.
ICONOCLASTISCHE AUTO’S VAN 1968 TOT 1980
De automobielwereld is continu op zoek naar vernieuwing en verbeteringen. Sommige studies of ontwerpen gaan tegen de normale stroom in en zorgen wel eens voor verrassingen of speciale gevallen.
Zo is er deze Rolls Royce Silver Shadow. De Amerikaanse eigenaar laat zijn luxeauto ombouwen tot stationcar om er uitstapjes mee te maken. Hij gebruikt zijn Shadow als pic-nic kar. Deze Rolls werd voorzien van een gasvuur, een ijskast en een ingebouwde douche. Binnen bleef er dus nog weinig plaats over en het dak werd voorzien van een grote koffer voor extra bergplaats.
Met deze Ferrari 365 P Berlinetta spezial van 1966 hebben we toch echt wel een uniek ding. Op het eerste zicht lijkt het een Dino 246 maar deze 365 P is groter, heeft het stuur centraal in het midden en is voorzien van een heuse V12 4,4 liter motor. Pininfarina bouwde een prototype dat, in 1966, op het autosalon van Parijs werd voorgesteld. Enzo Ferrari weigerde om de auto in productie te laten gaan want hij zag niks in het concept om de motor achteraan te plaatsen. De auto werd verkocht aan de Amerikaanse Ferrari importeur Luigi Chinetti.
De grote baas van Fiat, Gianni Agnelli, was wel een fan en liet een tweede voor hemzelf bouwen. Het zou bij deze twee exemplaren blijven. Vijf jaar later presenteerde Ferrari zijn eerste model met centraal geplaatste motor dus het idee bleek dan toch nog niet zo slecht. Deze witte, chassisnummer 8971, werd in 2014 aangeboden op de veiling van Gooding in Pebble Beach. Maar een bod van 23,5 miljoen dollar bleek toen niet voldoende. Ondertussen is deze witte Ferrari wel van eigenaar veranderd en deze is er mee “op toer”. Na de Villa d’ Este en Hampton Court was Chantilly de volgende etappe. Zo’n unieke auto ging uiteraard met de eerste prijs lopen.
Een ander apart geval is de Lancia Fulvia HF Competizione van 1969. Op basis van een Fulvia ( bekendst van de rallyauto’s ) ontwierp Tom Tjaarda voor Ghia deze HF Competizione. Het was één van de blikvangers op het autosalon van Genève. Verdoken koplampen en de aanpasbare achterspoiler typeerden deze Lancia. Maar daar bleef het bij: Lancia zag niet véél in dit concept en de auto bleef achter bij Vignale.
De meest originele auto in deze reeks was een oranje Lamborghini Muira P 400 S van 1968, misschien wel de “echte ster” van de film “The Italian Job” ipv van de Mini’s. Lamborghini heeft onlangs deze Muira geïdentificeerd als deze filmauto. De Muira had deze film niet echt nodig want het was gewoonweg de ster in de autowereld in de jaren 60. Deze realisatie van Bertone is tijdloos en behoort zeker tot de top vijf van de mooiste auto’s ooit.
DE TOMASO
Meer Italiaanse volbloeden met een reeks De Tomaso’s. Iedereen kent ongetwijfeld de Pantera. Dit is ook de meest bekende De Tomaso. Naast het seriemodel werd deze Pantera ook gebruikt in rallywedstrijden, zoals de bv de Tour de France, en op circuit in de wedstrijden voor GT wagens.
Deze rode Pantera was winnaar van de “Giro d’ Italia”. De naam zegt het zelf: de ronde van Italië voor auto’s.
Minder bekend is deze kleine Vallelunga ( Italiaans circuit ) van 1965. Alejandro De Tomaso bouwde hiermee een kleine en lichte auto, een beetje naar analogie met de creaties van Colin Chapman bij Lotus.
Vijf jaar na de Vallelunga verschijnt de Mangusta op het toneel. Het ontwerp van Giorgetto Giugiaro wordt voorzien van een dikke Ford V8 motor. Het model richt zich dan ook vooral op de Amerikaanse markt waar de meeste klanten voor deze GT’s waren te vinden.
Met deze Pantera 7 X Montella zijn we alweer bij een uniek stuk aanbeland. Deze concept car, ontworpen door Tom Tjaarda, werd in 1974 voorgesteld op het autosalon van Detroit. Jammer genoeg zag Ford er geen verder brood in en werd het eenmalig prototype verkocht aan een verzamelaar. Vandaag bevindt de 7 X Montella zich in de prestigieuze Lopresto collectie en de jury verkoos deze X7 tot beste van zijn klasse.
Ons standpunt van: Vroeger was alles véél mooier hebben we toch even moeten herzien met de nieuwe De Tomaso P 72 die in 2019 werd voorgesteld. Er zullen 72 stuks van dit model gebouwd worden die een hommage moet voorstellen aan de vroegere P70. Een tijdloze vorm uit de jaren 60 wordt hiermee gekoppeld de meest moderne hedendaagse technologie. Je ziet als het ware een soort van tijdscapsule en het was zeker de mooiste hedendaagse auto op het domein van Chantilly. En de prijs van 750.000 euro voor al dit moois valt eigenlijk nog wel mee als je de vergelijking maakte met de iets verder op tentoongestelde Bentley Mulliner Batur met een prijskaartje van 2 miljoen euro. Je vraagt je soms toch af van: Waar zit dat in?
BARQUETTES VAN DE JAREN 50
Als we het Franse woord Barquette vertalen komen we uit op “klein bakje”. Deze reeks omvat zo een aantal relatief kleine en héél wendbare racewagens. Ze werden vooral gebruikt op bochtenrijke circuits of wedstrijden op de openbare weg zoals de Mille Miglia of de Targa Floria. Meest bekende zijn ongetwijfeld de Maserati’s 300 S van 1955 en de Tipo Birdcage van vijf jaar later.
Maar ook de Porsche 718 deed van zich spreken in wedstrijden zoals de Panamericana en de 24 uren van Le Mans.
Onder de deelnemers ook een knalgele Veritas Rennsport. En geel was in die jaren uiteraard de nationale kleur van België. Na de tweede wereldoorlog mochten de Duitsers geen nieuwe racewagens ontwikkelen en bouwen. Ze moeten het doen met bestaande auto’s. Ernst Loof neemt zo de vooroorlogse BMW 328 als basis voor zijn Veritas. Hij past de BMW aan en deze wordt ook van een nieuw koetswerk voorzien.
Deze formule werkt en verschillende privé piloten opteren voor deze Rennsport. Deze gele komt oorspronkelijk in Frankrijk terecht bij André Chardonnet ( de latere Lancia importeur en vooral bekend van zijn deelnames aan de rallywedstrijden met zijn blauwe Stratos met een algemene winst in de 1978 rally van Monte Carlo ). Chardonnet verkoopt daarna de Veritas aan Jacques Swaters ( de latere Belgische Ferrari inporteur ) die hem gebruikt in het Belgische Nationale Team. Daarna schakelt hij over naar de gele Ferrari’s.
De overwinning was voor een Franse deelnemer met de Talbot Lago T 26 GS Barchetto Motto van 1950 getooid in het typische Franse nationale blauw. Deze Talbot kon de jury zelfs zo overtuigen dat hij ook algemeen winnaar werd in de na-oorlogse reeks.
BUGATTI
Een Frans Concours d’ élégance zonder Bugatti is als een taart zonder slagroom. En zovéél Bugatti’s op één locatie hadden we nog niet echt meegemaakt en zullen we ook niet vlug opnieuw meemaken: het waren er meer dan 25!!
Ten eerste was er de nieuwe W 16 Mistral, het allerlaatste ontwerp op basis van de Chiron dat met de 16 cilinder motor zal uitgerust worden.
Daarnaast werden ook alle recente Bugatti modellen geëxposeerd rond de VIP ruimte voor hun klanten. Elke type van Veyron en Chiron stond er met naast de basismodellen ook de Sport, Super Sport, Grand Sport en Divo. De Bugatti fan kwam duidelijk aan zijn trekken.
En naast de grote Bugatti’s vonden er ook een ganse reeks kleine van het type Baby I en II. Dit is een kleinere versie van de Bugatti Type 35 voorzien van een elektrische motor.
Zowel kleine als grote kinderen kunnen plaatsen nemen in deze Baby Bugatti. Het model is zeker geslaagd maar dat mag ook wel met een prijskaartje van minstens 35.000 euro. Maar een echte Bugatti is het nu ook weer niet want de fabricatie gebeurt in het Ierse Dublin.
BUGATTI TYPE 55
De Bugatti 55 is een héél zeldzame auto. Met slechts 38 gebouwde exemplaren halen ze tegenwoordig hoge prijzen op de veilingen. In deze klasse waren er vier van deze reeks terug te vinden.
En van deze 38 stuks waren er dan ook nog met een koetswerk van Figoni of Vanvooren.
Deze speciale koetswerken konden de jury niet echt overtuigen want de eerste prijs ging naar een door de fabriek gebouwde Type 55 Roadster. Nu waren deze “seriemodellen” op zich ook al vrij uniek want geen enkele was identiek.
Deze zwarte Roadster werd op maat gemaakt voor de Belgische koning Leopold III. Deze had een uitstekende smaak wat auto’s betrof en uiteraard de ook daarbij horende financiële middelen.
BUGATTI DE WEDERGEBOORTE
In de jaren 90 kende Bugatti een Italiaanse heropleving. Zakenman Romano Artioli had de rechten van de naam gekocht en wilde het merk nieuw leven in blazen. Hij stelt in 1991 de EB 110 voor aan de wereldpers onder de voet van de Eifeltoren in Parijs. In een spiksplinternieuwe fabriek in Campogalliano / Modena zou Bugatti terug tot leven komen.
Dat de winnaar er ene van het type EB 110 zou zijn was al vrij snel duidelijk: de enige andere aangekondigde EB 112 sedan prototype was spijtig genoeg niet aanwezig. Dus vijf identieke EB 110 voor de eerste prijs? Toch niet echt.
Naast de twee standaard EB 110 GT modellen vonden de toch opnieuw een speciaal geval met een blauwe Bugatti/Dauer EB 110 SS. Jochen Dauer had naam gemaakt als racepiloot en later als teameigenaar in Group C met een Porsche 962. Later zal hij van deze Porsche ook een straatversie maken.
Het leven van de EB 110 was maar van korte duur. Vier jaar na de voorstelling in 1991 ging het bedrijf kopje onder. De inboedel werd openbaar verkocht en Jochen Dauer koopt een aantal onafgewerkte exemplaren die hij later zelf verder opbouwt en aanpast voor enkele klanten. Enkele jaren na het stoppen van de productielijn verschijnt de Dauer versie van de EB 110.
De Dauer klanten krijgen dan wel een opgewaardeerd exemplaar dat voorzien is van een GPS systeem, televisie, parkeersensoren en een achteruitrijcamera.
We sluiten deze reeks af met de twee laatste ooit gebouwde “race Bugatti’s”. Twee exemplaren van de EB 110 SS van 1994. De blauwe nam toen deel aan de 24 uren van Le Mans, de grijze startte een jaar later in het Amerikaanse IMSA kampioenschap voor GT wagens.
Beide initiatieven werden door privé-teams gedaan. De Le Mans Bugatti was zelfs op weg naar een vrij goed resultaat. Een klapband kwam echter roet in het eten gooien. Het ganse verhaal kan u hier lezen. De zilveren IMSA EB 110 doet het minder goed en kan onze vrienden aan de andere kant van de oceaan niet echt overtuigen. Na het faillissement van Bugatti wordt het programma stop gezet. De Le Mans auto is dan ook de terechte winnaar in deze reeks.
HISPANO SUIZA
Dit Spaans/Zwitserse automerk produceerde auto’s vanaf 1904 tot 1938. Naast auto’s werden er ook vliegtuigmotoren, vrachtwagens en wapens gemaakt. Het merk had fabrieken in Spanje en Frankrijk.
Hispano Suiza maakte kwaliteitsvolle, geluidsarme en snelle auto’s. De oudste deelnemer, de Alfonso XIII van 1911, heeft zelfs een koninklijke naam. De toenmalige Spaanse koning was zo’n grote fan van het merk dat hij meer dan dertig Hispano’s in zijn persoonlijke collectie had en hij toelating gaf aan het merk om zelfs één van hun raceauto’s van zijn naam te voorzien.
Een andere raceversie is deze H6 C van 1925. Het gestroomlijnde koetswerk werd voorzien van een 6 cilinder motor die toen al 200 pk afleverde.
Deze H6 B was een realisatie van de Parijse koetswerkbouwer Dubois. Op een Hispano Chassis werden twee afzonderlijke passagierscompartimenten gebouwd. Beide voorzien van een voorraam en afzonderlijke deuren.
De grote publiekstrekker van deze editie 2022 was zonder twijfel de Hispano Suiza H6C Dubonnet Xenia van 1938. Een pracht van een auto. Drie weken geleden had de Xenia nog de Delage D8-120 S “de Villars” moeten laten voorgaan op het Concours van Hampton Court maar daar was de Hispano in 2016 reeds met de grootste prijs gaan lopen.
In Chantilly waren uiteraard ook veel mooie auto’s aanwezig maar geen enkele die kon tippen aan deze Hispano Suiza. De Dubonnet Xenia won dan ook zonder véél tegenstand zijn klasse en ging ook aan de haal met de algemene overwinning in de voor oorlogse klasse. Volledig terecht.
ALPINE : DE RACEWAGENS
Lang voor Alpine eigendom was de Renault was Jean Rédelé heel actief in de autosport. En dit zowel op circuit’s als in de rallywereld. Enkele van de tentoongestelde Alpine’s deden ook mee in de Le Mans klasse die we reeds hebben besproken.
Maar ook in de rally’s deed Alpine van zich spreken met hun befaamde “Berlinette A 110”. Het ontwerp van Giovanni Michelotti spreekt vandaag nog altijd tot de verbeelding. Zelfs zo veel dat Renault er in 2017 een nieuwe versie onder de merknaam “Alpine” uitbracht. Opnieuw een pracht van een kleine sportwagen.
De kleine, lichte en wendbare Alpine deed het dan ook héél goed op wegen van Monte-Carlo, Acropolis, Sanremo en op het eiland Corsica. Jean-Claude Andruet, Jean-Luc Thérier, Jean-Pierre Nicolas en Bernard Darniche wonnen gezamenlijk er zeven WK wedstrijden mee.
En naast de WK wedstrijden behaalde de A110 vele nationale titels en overwinningen. En niet enkel op rallyvlak. Bij ons in België behaalde Albert Vanierschot met een circuit exemplaar talrijke Belgische titels in de klasse tot 1600 cc.
De Jury verkoos de M 63 van 1963 tot overwinnaar in deze klasse.
BENTLEY CONTINENTAL
We sluiten als laatste van de 17 klassen af met de Bentley Continental die dit jaar zijn 70e verjaardag viert. Bentley was ook als sponsor aanwezig met zijn volledig huidig gamma.
Met slecht vier deelnemers waren deze Bentley’s de kleinste van de 17 klassen. De Continental’s van de jaren vijftig en zestig zijn wel echt mooie en statige auto’s. En of het nu een coupe of een cabriolet versie ( Drop Head ) is maakt eigenlijk niet veel uit: het zijn prachtige dingen.
Bentley had dan ook nog twee externe koetswerkbedrijven ( Mulliner en Park Ward ) die exclusieve ontwerpen op maat afleverden. Later zouden beide firma’s samen smelten.
Met de Bentley Continental Typ R zijn we aanbeland bij de laatste klasse winnaar. Maar dit wil niet zeggen dat we hiermee al aan het einde zijn.
BRM
Vandaag denken we bij BRM eerder aan een uurwerk dan aan een racewagen maar tussen 1951 en 1977 was BRM of British Racing Motors een Engelse constructeur van Grand Prix en Formule 1 wagens.
Het nam 197 keer deel aan een Grand Prix wedstrijd en won er daar 18 van. Bekende piloten zoals Dan Gurney, Graham Hill, Niki Lauda, Pedro Rodriguez, Jackie Stewart, Jo Siffert, John Surtees, Clay Regazonni en Jean Pierre Beltoise zaten aan het stuur van een BRM racewagen.
BRM ontwierp, zoals Ferrari, de volledige wagen van chassis tot de motor. Graham Hill reed met de BRM P 57, in 1962, naar zijn eerste wereldtitel. Hij won ook drie keer de GP van Monaco na mekaar tussen 1963 en 1965.
En BRM en Monaco waren een geslaagde combinatie want één jaar later is het Jackie Stewart die de wedstrijd in het vorstendom op zijn naam zet in de BRM P 261.
En het sprookje is nog niet gedaan. In 1972 zorgt Jean Pierre Beltoise in een “verzopen” Grote Prijs van Monaco voor de laatste overwinning met de Marlboro BRM P 160 B.
BRM kwam onlangs nog in het nieuw met een remake van, de met een 16 cilinder voorziene, BRM Type 15. Erg succesvol was de type 15 met zijn nochtans imposante 16 cilinder motor niet. De auto was héél moeilijk om op de baan te houden en vele technische problemen deden het project de das om.
Op de Esplanade naast het kasteel stonden bijna alle BRM modellen prachtig opgesteld. Eén van de originele Type 15 modellen stond er naast een podium waarop twee van de nieuw opgebouwde plaats hadden genomen. Waarom die nieuwe op het podium stonden en de originele ernaast konden we niet echt goed begrijpen. De motorkap van de originele lag naast de auto en zo was de 16 cilinder motor goed zichtbaar. Let op hoe de motor er eigenlijk “scheef” inligt.
Peter Auto zorgt traditioneel ook voor héél wat randanimatie. Ten eerste zijn er veel clubs aanwezig die op hun beurt ook meedingen voor een trofee. Zo zagen we de Franse Facel Vega club met mooie exemplaren en zelfs vanuit België had de Rétromobile club van Spa de tocht naar Chantilly gemaakt.
De prijs voor de mooiste auto ging, voor de twee keer, naar een Citroën SM Cabrio Mylord van Chapron. Opnieuw een wit exemplaar zoals deze die de prijs voor de meest originele auto in de wacht had gesleept.
Verspreid over het terrein zijn er ook talrijke standjes en de traditionele “grote” gezelschapsspelen waren er uiteraard ook.
Wie het iets spannender zocht kon een boottochtje maken in de vijver van het kasteel of eens opstijgen met een luchtballon. Ver ging de tocht wel niet want de ballon was met een touw vastgemaakt in de grond.
Ook aan de animatie was er gedacht: klaroenblazers, steltenlopers, dansgroepjes en een heuse orgeldraaier.
CONCOURS D’ ELEGANCE
In de namiddag was er dan het “Concours d’ Elégance” waarbij de deelnemende auto werd gekoppeld aan een “couturier”. Dit laatste is niet echt onze specialiteit maar we zagen namen als Ozgur, Balmain, Nicha, Lanvin, La Fameuse en Djakovitch.
Onder de deelnemers de allerlaatste versie van de Bugatti Chiron, de W 16 Mistral. Met de Mistral komt er ook een einde aan de W16 Bugatti motor.
Ook de al eerder aangehaalde Bentley Mulliner Batur was van de partij.
De “harlekijnen” Mclaren Artura kon ons niet echt bekoren.
En de Volkswagen GEN. TRAVEL al evenmin. Volkswagen stelde deze zelfrijdende bus voor met de slogan: nul emissie en nul stress. Je mocht er dan alleen niet te lang naar kijken want dat tweede kwam van zelf.
Beter geslaagd was de Renault R5 Turbo 3E. Een remake van de 5 turbo rallywagen uit de jaren 80. De 5 turbo maakte toen furore in de rallywereld met zijn centraal geplaatste motor. De Renault 5 vierde dit jaar zijn vijftigste verjaardag en die was voor Renault voldoende om met dit verjaardagexemplaar naar buiten te komen. De vuurspuwende turbomotor is jammer genoeg wel vervangen door een elektrisch exemplaar.
Helemaal wild werden we van de nieuwe Delage D12. Voor de hergeboorte van dit prestigieuze Franse merk werden alle registers open getrokken. Na een promo tocht door de Verenigde Staten van Amerika was de D12 net op tijd terug in Frankrijk. Deze Delage is een soort van “Formule 1” auto voor op de openbare weg. En met zijn vrij lage en héél brede afmetingen zit er wel wat F1 DNA in. Het chassis is een monocoque zoals in de F1 en voorzien van een frontale crashbox.
En waar ze het in de F1 tegenwoordig slechts met een 6 cilinder 1,6 motor moeten doen is deze Delage wel van véél beter voorzien: een 7,6 liter V12 die net geen 1000 pk aflevert. Hier bovenop komt dan nog eens een elektro motor met nog eens 110 extra PK’s.
Doelstelling is om de snelste auto ter wereld te maken die voldoet aan een homologatie voor de openbare weg. Volgend jaar is het de bedoeling om het rondenrecord op de Nürburgring te breken. De D12 zal in een gelimiteerde reeks van 30 auto’s worden gebouwd. De klant kan kiezen tussen een GT versie ( openbare weg ) of een Club variant die zich meer richt tot het werk op een circuit. Deze moeten daar dan wel eerst twee miljoen euro voor neertellen. Maar ja, dat is maar de prijs van een Bentley Mulliner Batur. Niet twijfelen en kiezen voor deze Delage.
Als winnaar kwam een andere V12 uit de bus met de Aston Martin DBR 22. Een open, twee zit roadster gebaseerd op de legendarische DBR1 en DB3 S. Uitgevoerd in hun typisch British Racing Green en voorzien van een “oldschool” V12 is dit een hedendaagse interpretatie van hun racewagens uit de jaren 50 en 60.
Dit prachtstuk is ontworpen door de fameuze Q divisie van Aston Martin die hiermee zijn tiende verjaardag in stijl vierde. Deze Q divisie maakt auto’s in beperkte oplagen en zelfs unieke en éénmalige ontwerpen zoals bv de Aston Martin Victor.
BELGIË
Het viel ons op dat er onder de deelnemers enorm véél Belgische auto’s aanwezig waren in Chantilly. Naast de grote inbreng van de D’ Ieteren groep met Bugatti en Superlegerra zagen we toch ook veel partikuliere auto’s met een Belgische nummerplaat.
Een ruwe schatting van 20% is zeker niet overdreven. Dit wil toch zeggen dat er in ons kleine landje véél klassieke autoliefhebbers zijn die over héél mooi materiaal beschikken. Meerdere reeksen werden zelfs door een Belgische auto gewonnen.
Chantilly Arts & Elégance 2022 was opnieuw een geslaagde editie en een bezoek meer dan waard. Er waren wel iets minder deelnemers dan in de pré covid tijden. Dit heeft uiteraard te maken met de gewijzigde situatie in de wereld. Na de covid- en de huidige oorlogs- en energiecrisis is alles niet meer zoals het voorheen was. Dit neemt niet weg dat we toch zeker héél mooie automobielen hebben gezien. De meest unieke was zeker de Hispano Suiza H6C Dubonnet Xenia van 1938 die terecht met de grootste prijs naar huis mocht.
Spijtig genoeg is het opnieuw twee jaar wachten voor de volgende uitgave.