Lola. Bij het horen van deze naam denken de meeste mensen direct aan het liedje waarmee The Kinks in 1970 een wereldhit scoorden, maar voor ons autoliefhebbers doet het nog een andere belletje rinkelen: Lola Cars, een constructeur van racewagens uit het Engelse Bromley in Kent.
Het merk wordt in 1958 gesticht door Eric Broadley. Deze man is een technisch genie die zeker thuis hoort bij de allergrootste racewagens ontwerpers. Hij maakt en verkoopt vooral racewagens voor klanten maar werkt ook in opdracht voor verschillende autoconstructeurs. Zo is hij onder meer verantwoordelijk voor het Nissan Groep C ontwerp in de jaren 80 en de Gulf Aston Martin DBR1-2 LMP1 begin deze eeuw. Het Lola gamma omvatte in de loop der jaren bijna alle mogelijke raceklassen: Formule Junior, Formule 5000, A1 GP, Formule 3, Formule 2 en zelfs af en toe Formule 1 wagens kwamen van de tekenplank van Broadley. De grootste successen met Formule wagens behaalde Lola echter in de Amerikaanse Indy Car wedstrijden met meerdere overwinningen in de Indy 500. Broadley behaalde ook één overwinning in de Formule 1 met de Honda RA300 in de Italiaanse GP van 1967. Hij was mee verantwoordelijk voor het ontwerp maar de auto was een Honda en had als bijnaam “Hondola”.
Naast de “één zitters” was Lola ook een echte sportwagenfabrikant. Een kleine 2 liter, een grotere 3 liter of meer dan 5 liter proto’s: je kon het bij Lola allemaal vinden en bestellen. Maar ook met Can-Am versie’s en later LMP1, LMP2 of de IMSA variant zat er voor ieders wil wel iets in de Lola catalogus. Eén van de meest succesvolle modellen, zeker in verkoopaantallen, was de T70 in de tweede helft van de jaren 60. Een eenvoudige en lichte constructie die voorzien was van een krachtige en zware Amerikaanse 8 cilinder motor. ( Chevy of Ford ) Deze T 70 is voor vele privé-teams de ideale koersauto. Bekende teams zoals Penske en David Piper hadden de T 70 in hun renstal. Een Can-Am versie stond eveneens in de catalogus en John Surtees behaalde met deze T 70 Spyder de eerste Can-Am titel in 1966. Meer lezen over Can-Am?
Ook vandaag komen we de T 70 en Spyder versie nog regelmatig tegen. In de Master Historic Sports Car Series is de T 70 een vaste waarde voor meerdere teams. En als er in Spa zo vijf stuks na mekaar voorbij komen maken ze een hemels geluid met hun zware V8 krachtbronnen. De Spyder is dan weer een vaste klant op de Goodwood Revival en Festival of Speed. En zo blijft Lola, na hun faillissement in 2012 ook voor altijd in de herinnering van vele autosportliefhebbers en eist het zijn deel op in de geschiedenis van de autosport.
Auteur Gordon Jones levert een schitterend werk over de complete geschiedenis van de T 70. Na een algemene kennismaking en de oprichting van het merk Lola komen de ontwikkeling en deelnames aan al de wedstrijden, zeer gedetailleerd aan bod. Elk chassisnummer, elke piloot, elk team, elke wedstrijd en een volledige geschiedenis inclusief palmares zijn er in terug te vinden. Zelfs het startnummer van elke T 70 in alle wedstrijden is vermeld. Het boek herinnert ons aan het eveneens door Evro uitgegeven werk van Pete Lyons over Don Nicols en zijn Shadow renstal. Beide werken zijn qua stijl, inhoud en detaillering vrij vergelijkbaar. Ze richten zich allebei tot een, weliswaar kleiner, maar zeker een echt kennerspubliek dat er met volle teugen zal van genieten.
Het boek telt 576 pagina’s die rijkelijk van het nodige fotomateriaal werden voorzien. Twee racelegendes zorgen voor het voorwoord. En dit zijn niet de eerste de beste met Richard Attwood en George Follmer. Op de omslagfoto vinden we de Penske Sunoco T 70, die een pitstop maakt tijdens de 24 uren van Daytona 1969, en waarin Mark Donohue en Chuck Parson, de misschien wel mooiste en grootste overwinning van de T 70 behaalden.
Uitgeverij Evro voegt hiermee opnieuw een mooi werk toe aan zijn toch al indrukwekkend oeuvre van zowel auto- als motorsport gerelateerde uitgaves. Bestellen kan u via hun website: www.evropublishing.com of in de betere boekenhandel via het ISBN nummer 978-1-9100505-53-3.
Artikel: Joris de Cock
Foto’s: Evro Publishing