Rétromobile 2019 : Enkel het beste van het beste.

Vier maanden nadat de nieuwste auto’s de weg vonden naar de Mondial de l’automobile in de Parijse Porte de Versailles waren begin februari hun voorouders aan de beurt voor de 44e editie van de klassieker onder de klassieke beurzen : Retromobile. Elk jaar vragen wij ons af bij het verlaten van de hallen : Zou dit nog beter kunnen ? We kunnen het U al verklappen : wij waren héél tevreden van de editie 2019 en we hopen dat u dit na het lezen van dit artikel ook zal zijn.

Op wereldniveau zijn er momenteel twee evenementen die duidelijk het voortouw nemen als het met klassieke auto’s te maken heeft. Dit zijn Pebble Beach in Californië en Rétromobile in Parijs. Niet toevallig twee organisaties die vijf dagen in beslag nemen. Begin februari is er traditioneel de Rétromobilebeurs die ondertussen al de bijnaam van “Classic Week” heeft gekregen. Autoliefhebbers zakken massaal af richting Parijs en iedereen die iets of wat naam heeft in deze wereld is er aanwezig. Naast de beurs zelf zijn er ook de veilingen van RM Auctions en Bonhams in Parijs zelf. Deze laatsten hebben zelfs het Grand Palais als hun vaste locatie. Veilinghuis Artcurial houdt zijn veilingen dan weer in Rétromobile. Bonhams draaide een omzet van 31 miljoen euro. De collega’s van RM deden het nog iets beter met 32,4 miljoen. Onder hun items was een originele Ayrton Senna helm. Deze werd afgehamerd op maar liefst 135.000 euro. Het Franse veilinghuis Artcurial deed het nog beter met 71,7 miljoen maar daarover verder in het artikel meer info.

Traditioneel zijn er blikvangers, thema’s of verjaardagen als hoogtepunten van de beurs. Wij overlopen voor u de belangrijkste.

Beginnen doen we met misschien iets wat u direct niet van ons verwacht : een Franse vrachtwagen of camion zoals ze het daar zeggen: De Berliet T 100 die zich met zijn lengte van 15 meter en hoogte van 5 meter de grootste ooit gebouwde vrachtwagen mag noemen. Een immense constructie. We zagen hem staan in een nog bijna lege expohall en deze is echt impressionant. Voorgesteld op het salon van Parijs in 1957 was deze mammoet na 62 jaar terug in de Franse hoofdstad. Kosten noch moeite werden gespaard voor zijn uitstap naar de expohallen. Het transport van zijn thuisbasis in Lyon ( Fondation Berliet ) naar Parijs had 6 dagen in beslag genomen. Het speciaal konvooi kon slechts 100 km per dag afleggen. Berliet bouwde 4 exemplaren van deze T100. Twee stuks hebben de tijd der jaren overleefd en deze T100 is de enige gerestaureerde. Deze gigant werd gebruikt bij de zoektocht naar aardolie in de Sahara. Met zijn V12 Diesel, 700 PK en 30 liter motorinhoud sleurde hij 60 ton materiaal door de woestijn. Iedereen wilde een foto of een selfie met de T100 en hij was zeker één van de hoogtepunten van het salon.

Nu we toch bij de buitenbeentjes zijn aanbeland. Het Musée des Blindés had twee legertanks meegebracht uit de tweede wereldoorlog. Een Duitse Panzer 4 die met zijn Maybach V12 motor van 300 PK zeer handelbaar en snel was. Zijn Amerikaanse tegenhanger, de Sherman M4, was ook aanwezig. De M4 had net een 17 jaar durende restauratie achter de rug en verkeerde in een prachtstaat. Dit zijn niet echt onze favoriete items maar ze zijn toch wel vrij indrukwekkend.

Verjaardagen van 100 jaar zijn in de autowereld nog altijd eerder zeldzaam maar in 2019 zijn er toch twee merken die dit eeuwfeest kunnen vieren: Citroën en Bentley. Beide waren dan ook aanwezig. Met Bentley zijn we snel klaar. Die hadden maar twee auto’s op hun stand waarvan er dan nog één, een nieuwe Continental GT was, niet interessant dus. De tweede was wel een uniek stuk: een EXP2 van 1919. Dit is de oudste nog overlevende Bentley. Ontworpen door Walter Owen Bentley, haalde deze met zijn 3 liter motor  toen al een topsnelheid van 130 km per uur. Het was ook de EXP2 die in 1921 in Brooklands de allereerste overwinning in een wedstrijd voor Bentley zou behalen. Wat nadien volgde weten we allemaal en zal de geschiedenis ingaan met de Le Mans overwinningen en de Bentley Boys met hun Bentley 4,5 liter en Blower versies.

De tweede eeuweling Citroën had het héél wat groter aangepakt. Ze speelden dan ook een thuismatch. Een indrukwekkende stand gaf met meer dan 30 auto’s de geschiedenis van het merk weer. De auto’s waren onderverdeeld in drie reeksen: de normale seriewagens, een ganse reeks concept cars en racewagens. In het geval van Citroën zijn dit wel hoofzakelijk rallywagens. De geschiedenis van het automerk begint op 4 juni 1919. Op deze datum verliet de allereerste wagen, een 10 HP de fabriek op de Quai de Javel in Parijs. Oprichter André Citroën had uitzonderlijke technische kwaliteiten die hij overbracht in zijn auto’s. Hij inspireerde zich ook op het Amerikaans model van Henry Ford door auto’s te maken op de lopende band en in grote aantallen. Tegen 1923 produceert Citroën 100 auto’s per dag wat overeenkwam met een jaarproductie van 32.000 en wordt hiermee de grootste Europese autofabrikant. Zes jaar later wordt de kaap van de 100.000 overschreden. André Citroën had toen al het woord marketing hoog in het vaandel staan. Hij liet de Eifeltoren verlichten met zijn naam en kocht hiervoor 250.000 gloeilampen. Hij was ook medeorganisator van ontdekkingsreizen. Hij liet hiervoor speciale voertuigen bouwen die achteraan twee assen hadden met rupsen. Deze kregen de naam van autochenille ( autorups ). De modellen B2, C4 en C6 vertrokken op tochten door toen nog onbekende gebieden. In 1922 werd de Sahara doorkuist, tussen oktober 1924 en juni 1925 werd de Croisière Noire gedaan. Dit was een tocht van Noord-Afrika tot helemaal onderaan in Zuid-Afrika. In 1932 werd het nog eens overgedaan met de Croisière Jaune, een rit van Beyrouth helemaal door Azië tot in Peking, een tocht die tien maanden duurde. Citroën wilde hiermee het technisch kunnen van zijn onderneming tonen aan het grote publiek. Missie geslaagd!

Nadien volgde nog de 25 HP en in 1934 lanceerde Citroën met de Traction Avant, toch wel één van zijn meesterwerken. De eerste auto met voorwielaandrijving zou een groot succes worden. Met een productieaantal van 770.000 tussen 1934 en 1957 is dit toch wel een van hun bekendste modellen.

Ondertussen is Citroën ook met zijn 2CV op de markt, bij ons beter gekend als de Wipper of het Lelijke Eendje. Meer dan 5 miljoen stuks zullen er tussen 1949 en 1990 van gebouwd worden, een nieuwe mijlpaal in hun geschiedenis.

Met de introductie van de DS in 1955 is het weer prijs. Een grote en zeer comfortabele limousine met toch wel een aparte vormgeving. Citroën zal later hem ook als cabriolet en in breakuitvoering aanbieden. De DS was een zeer geavanceerde auto voor zijn tijd. Bij zijn lancering was hij de meest innovatieve auto die op de markt was. Zijn grootste troef was toen zijn hydropneumatische luchtvering. Deze kon aangepast worden in hoogte en  was zeer comfortabel. Zelfs bij het verwijderen van één wiel kon men met de DS gewoon verder rijden. In Frankrijk betekent DS godin. In onze contreien was strijkijzer zijn bijnaam wat wel iets minder flatterend was. De DS zou twintig jaar in productie blijven en enkele updates krijgen. In 1975 rijdt de laatste DS van de band en staat de teller op 1.330.000 geproduceerde wagens.

In een tweede gedeelte stonden een ganse rij concept-cars. De ene al wat mooier (of lelijker) dan de andere. De meest opvallende was toch wel de GT by Citroën die in 2008 op de Mondial de l’ Automobile in Parijs werd voorgesteld. De GT was ontworpen voor de Playstation en ging daarna een virtueel leven leiden in Gran Turismo 5.

We sluiten de Citroën stand af met hun rallywagens. Ze hadden echt wel een mooie reeks meegebracht. Het eerste rallymodel was de DS. Deze werd vooral gebruikt in de Afrikaanse en in de Europese rally’s die op een onverharde weg werden betwist. Later zou ook de SM ( met Maserati motor ) hiervoor gebruikt worden. Grote overwinningen werden er niet behaald. Het echte succesverhaal zou pas in 1999 beginnen toen Citroën zich als fabrieksteam volop concentreerde op het rallygebeuren. De Xsara kit-car en WRC, C4 WRC, DS3WRC en de huidige C3 WRC behaalden overwinning na overwinning. De honderdste werd nog vorig maand behaald in de Rally van Monte-Carlo. Citroën is hiermee ook het meeste succesvolle rallymerk. We kwamen ook een ZX Rally Raid tegen die in de toenmalige Parijs-Dakar vier overwinningen wist te behalen. De aankomst was in die periode nog echt in Dakar op het Lac Rose. Citroën had de fakkel overgenomen van zustermerk Peugeot. Die waren zich in deze materie gaan specialiseren na het verbieden van hun Groep B 205 T 16 wagens. Peugeot had deze woestijnrally ook al vier keer gewonnen en ging een nieuwe uitdaging aan in de 24 uren van Le Mans met hun 905. Citroën nam de basis over en zette deze zegereeks verder. Dit was dan meteen ook de start voor hun toekomstig rallyprogramma.

Genoeg Citroën? Nee hoor, er waren er nog. Een privé verzamelaar had zijn collectie van Chapron Citroëns meegebracht. DS coupé en DS Cabriolet in verschillende versies. Een zeldzame SM cabriolet en een CX behoorden ook tot de collectie. Henri Chapron was een Franse koetswerkbouwer. Hij startte met het ombouwen van bedrijfsvoertuigen maar later zou hij volledige koetswerken bouwen op naakte chassis’s. Deze kon je in de jaren ‘30 en ‘40 gewoon bestellen bij een autofabrikant en een carrossier plaatste er dan een koetswerk op. Door de komst van het zelfdragend koetswerk moet Chapron een alternatief zoeken. Dit vond hij bij de Citroën DS en bouwde de limousine om tot een 2 deur coupé en cabriolet versie. In het begin sloopte hij compleet nieuwe wagens maar later kreeg hij een beter statuut en leverde Citroën hem half afgewerkte wagens. Wat niet nodig was zat er niet meer in. Als tegengeste mocht Citroën dan weer de cabriolet versie verkopen in hun netwerk. Chapron was ook verantwoordelijk voor de presidentiële Citroëns van onder meer De Gaulle en Mitterand. De creaties van Chapron zijn inmiddels gegeerd bij de verzamelaars en veranderen voor veel geld van eigenaar.

Rétromobile 2019 was echt wel het Walhalla voor de Citroën freak.

Een volgend merk met een verjaardag was Bugatti. Een bord van 110 jaar prijkte fier op hun stand. Het merk ontstond inderdaad in 1909. We moeten er eigenlijk  wel rekening mee houden dat er tijdens die 110 jaar voor meer dan 40 jaar geen enkele Bugatti werd geproduceerd. Eigenlijk kan je de geschiedenis van Bugatti in drie delen. De eerste Franse periode  (1909 – 1947) van Ettore Bugatti zelf met alle “echte” Bugatti’s. Denk maar aan de legendarische Type 35 racewagens, de majestueuze Royal’s en de modellen 57 met de Atlantic als kroonjuweel.  Door het overlijden van Ettore kwam er een eind aan het eerste en meest succesvolle hoofdstuk. Hierna kwam nog een klein vervolg van 1947 – 1963 waar zoon Roland de fabriek verder zette met de T101. Dit was nu niet direct de meest succesvolste en mooiste Bugatti. Zes jaar geleden konden wij één van deze T101’s voor onze lens krijgen. Meer info hierover via deze  LINK. Als vertegenwoordiger uit deze periode stond er een type 55 op de stand die uitgeleend was door het Cité de l’ Automobile – collection Schlumpf van Mulhouse.

Een tweede periode is er van 1991 tot 1997 in Italië. Romano Artioli koopt samen met een groep investeerders de merknaam en bouwt een fabriek in Modena. Hij bouwt er de EB110 maar echt succesvol zal deze niet worden. De productie stopt op 139 en de fabriek gaat in faling. Bekendste klant was toch wel Michael Schumacher die een gele EB110 Super Sport had aangekocht. Een identieke wagen in grijze kleur vonden we terug op de stand.

Hierna komen de Duitsers de boel overnemen. Ferdinand Piëch van VW is in de tweede helft van de jaren 90 op overnametocht. Hij wil een aantal luxemerken toevoegen aan het VW imperium. Hij koopt in 1998 de merknaam Bugatti en ook Lamborghini, Bentley en Ducati komen in de portefeuille van VW. Hij aast ook op Rolls Royce maar daar koopt hij enkel de lege fabriek. De rechten van de naam waren al eigendom van BMW. Kleine misrekening. Piëch wil met Bugatti de snelste productie-auto ter wereld bouwen. Het zal de ontwerpers bloed, zweet en tranen kosten want het project loopt veel vertraging op. De gigantische motor produceert te veel hitte. Zestien koelers zullen uiteindelijk de klus klaren en in 2005 komt dan uiteindelijk de Veyron op de markt. In een rechte lijn breekt hij het snelheidsrecord van de Mclaren F1 maar een ronde op een circuit is héél wat anders. Daar is de Veyron veel te zwaar voor en onvoldoende handelbaar. Het tentoongesteld object uit deze periode was de motor en versnellingsbak van de huidige Chiron. Deze W16 met zijn 7 baks versnellingsbak met schakelpeddels is héél imposant om te zien. Hoe complex dit ding is bewijzen de zeker twintig aanwezige sensoren op de versnellingsbak alleen. Deze motor produceert 1500 PK. Een mooi stuk techniek maar eigenlijk kan het allemaal toch wel een stuk simpeler. Een goeie atmosferische V12 gekoppeld aan een manuele versnellingsbak, meer moet dat eigenlijk niet zijn en dan denken we hierbij aan onze favoriete supercar : De Mclaren F1

Nog verjaardagen?  Zeker, het Britse merk Mini mag dit jaar 60 kaarsjes uitblazen. Het ontwerp van Alec Issigonis zal legendarisch worden. Het idee om de Mini te bouwen ontstaat door een gebrek aan brandstof door de Suez crisis van 1956. Hierdoor wou British Leyland een kleine zuinige wagen uitbrengen. Na een vrij korte ontwikkelingsperiode komt de eerste Mini in 1959 op de markt. Niettegenstaande zijn beperkte lengte van 3 meter is het echt een ruimtewonder. 80% van de ruimte is voor de inzittenden bestemd. Er zijn motoren tussen de 850 en 1275 cc. De Mini zal in deze vorm tot 2000 geproduceerd worden en zal uitgroeien tot een Brits icoon. Alle modellen vonden we terug in deze expo. Van het simpelste basismodel via de Cooper en de Cooper S tot de Moke, de Marcos Mini en de Wolseley. Ook enkele wedstrijdwagen waren aanwezig. Tweehonderd per uur rijden in een Mini moet toch wel een belevenis zijn. De meest originele was misschien wel de omgebouwde ijswagen.

Lamborghini Polo Storice verrast ons op elke grote beurs wel met één of ander restauratieproject. Meestal een Muira maar ook wel eens met de andere modellen. Deze keer was het een rode Muira SV. Het restauratieproject ( 3600 uren ) van deze auto was net klaar en de aflevering aan de nieuwe eigenaar had enkele dagen voor Rétromobile plaats gevonden. Dit gebeurde voor de gebouwen van de FIA in Parijs want de gelukkige was niemand minder dan Jean Todt, president van de FIA. Hij had een basis Muira S laten restaureren en meteen laten upgraden tot een SV.

Meer Muira’s vonden we bij Kidston. Alle modellen waren aanwezig : de Muira, Muira SV, SVJ en zelfs een chassis dat ooit was gebruikt bij de lancering van het model op het autosalon van Turijn in 1965. Ook een prototype van een éénmalige Spiderversie stond op de stand. Deze unieke creatie werd ooit voorgesteld op het Autosalon van Brussel in 1969. Topklassestand.

Renault had voor het turbo thema uit de pioniersjaren gekozen. Renault was toen inderdaad een constructeur die na BMW en Porsche vrij snel op de turbokar is gesprongen. Alle drie waren ze met succes actief in de autosport. BMW werd de eerste turbo wereldkampioen in de Formule 1, Porsche won als eerste de 24 uren van Le Mans met een turbo 936 en Renault was het eerste merk dat een turbo wagen inzette in de Formule 1. Meer info over dit debuut via deze LINK. Van de drie was Renault wel degene die het grootste gamma had van serie wagens met een turbomotor. Denken we maar aan de legendarische Renault 5 turbo maar ook andere meer normale wagens als de R9, R11 en zelfs hun topmodel de R25. Ook hun Alpine versies werden van een turbo voorzien. Renault had ook zijn RS 02 Formule 1 bij waarmee Jean Pierre Jabouille de Grand Prix van Frankrijk in 1979 won op het circuit van Dijon. Dit was de eerste overwinning voor een Formule 1 met turbomotor. Teamgenoot Arnoux werd derde na een heroïsche duel met Gilles Villeneuve waarbij hun posities tijdens de laatste drie ronden constant werden gewijzigd. Dit is trouwens één van de meest bekeken duels uit de F1 geschiedenis.

Bédélia. Het zegt U waarschijnlijk niet veel. Ons eigenlijk ook niet tot we ze tegenkwamen op Rétromobile. Dit merk produceerde vanaf 1907 auto’s die  bestonden uit onderdelen van motorfietsen. Deze boden plaats aan twee personen. Opmerkelijk was dat de chauffeur achter zijn passagier zat boven de achteras. Wel speciaal. Van de ooit 3000 geproduceerde auto’s zouden er momenteel nog 18 bestaan. Van deze 18 waren er 14 aanwezig op de stand. Er stond zelfs een exemplaar tussen dat ooit gebruikt werd als ambulance. Nu niet echt comfortabel maar als de nood hoog is was je misschien wel blij dat je deze Bédélia zag aankomen.

Het Beaulieu museum uit Engeland had één van zijn pronkstukken naar Parijs laten brengen. Een BRM Formule 1 van 1950. Deze is voorzien van een V16 motor van 1500cc inclusief compressor. De wagen is gebaseerd op de fameuze Mercedes zilverpijlen van voor WOII. Niettegenstaande de stuurkunsten van Juan Manuel Fangio is de BRM niet competitief. Sterling Moss zal hem opvolgen maar ook hij kan er geen potten mee breken. De BRM is een totale mislukking. Eén jaar na zijn debuut zal een vijfde plaats behaald door Reg Parnell in de Britse Grand Prix op Silverstone zijn beste resultaat worden. Wel een pracht van een auto en motor.

Voor Lancia’s moest je dit jaar bij Lukas Hüni zijn. Zeven stuks van de Stratos vonden we op zijn stand. Vijf serie wagens, allen in felle kleuren zoals het begin jaren 70 in de mode was, en 2 full spec rallywagens ( met de extra koplampen ) waaronder een vroege Alitalia versie. Ook een latere 037 Martini en twee Delta’s in rallyuitvoering konden ons zeker bekoren. De enige D23 van het Louwman museum in den Haag was ook van de partij. Opnieuw een prachtige collectie die Hüni ons liet zien.

Het museum van Compiègne ( het oudste transportmuseum ter wereld – anno 1927 ) was aanwezig met een verzameling De Dion-Boutons. Auto’s van voor en rond de eeuwwisseling. Met deze antiquiteiten werden er ook demonstraties gedaan rond de expohallen. Deze Dion’s konden gewoon door de inkomdeuren de hall binnen en buiten rijden. Het museum had nog twee andere blikvangers meegebracht. Uit dezelfde periode was er de snelheidsrecordwagen : La Jamais Contente. Dit is een elektrische aangedreven wagen die in 1899 als eerste boven met 105 km/u de grens van de 100 km/u overschreed. De tweede was een Lamborghini van 1966. Een uniek stuk waarvan er maar één van gemaakt werd : De Flying Star. Een soort van shooting break met een koetswerk van Touring.

Een volgende hoogtepunt vonden we in de veiling van het Franse veilinghuis Artcurial. Deze boden als topmodel een Alfa Romeo 8C 2900 B Touring aan van 1939 waarvan er slechts vijf stuks werden gebouwd. Een waar meesterstuk en met zijn 2,9 liter 8 cilinder motor toen al 180 km/u snel. De Alfa veranderde voor net geen 17 miljoen euro incl. premium van eigenaar en werd daarmee de derde duurste vooroorlogse auto ooit op een veiling. De duurste is nog altijd een Duesenberg. Ook de schuurvondst met drie Bugatti’s van een Belgische kunstenaar ging onder de hamer. De drie waaronder een type 57 met Graber koetswerk brachten de erfgenamen maar liefst 745.000 euro op. Naast de auto’s was er een tweede veiling met 82 MV Augusta motorfietsen. Op zondag werd dan nog met “Vibrations” een derde veiling gehouden. Meer dan 180 helmen van Formule 1 piloten kwamen onder de hamer. Schumacher, Villeneuve, Hakkinen, Hamilton, Prost, Alonso, Rosberg, Berger, Massa, Barrichello en Berger : één voor één passeerden ze de veilingmeester. Naast helmen nog een groot aantal raceoveralls en een heuse Lego Renault Formule 1. Voor ieder wat.

De organisatoren hadden ook een verkoopruimte voorzien voor auto’s tot 25.000 euro. Zo zagen we verschillende Fiat 500 modellen tussen de 8 en 15.000 euro. Wie liever opteerde voor een 12 cilindermotor kon met een Jaguar XJS van 20.000 euro naar huis of wie het volledige budget wilde gebruiken vond een oranje VW Kever Cabriolet voor 24.999 euro.

Afwezigen? Ja, toch wel. Porsche konden we nergens vinden. Jammer, want de stand en de auto’s die we er de voorbije jaren konden bewonderen waren zeker in orde. Na de vele vieringen van hun zeventigste verjaardag was blijkbaar het budget op. Het ontbreken van Porsche werd dan weer gecompenseerd door BMW die na een periode  van 5 jaar opnieuw present tekenden. Een mooie stand met twee racewagens : de 320i groep 5 BMW Junior Team van 1977 en een BMW M1 Procar in volle M decoratie van 1979. Het zal dit jaar 40 jaar geleden zijn dat de BMW M1 Procar serie van start ging. Wedstrijden met identieke BMW M1’s die gehouden werden in het voorprogramma van de Europese Grand Prix wedstrijden. De vijf snelste Formule 1 rijders van de vrijdag namen het op zaterdag op tegen een meute GT en toerwagenspecialisten. Spektakel verzekerd. Een mooie 507 en een Riva boot met BMW motor zorgden voor het klasse gedeelte van de stand.

De raceliefhebbers kwamen zoals elk jaar aan hun trekken. Op diverse standen kwamen we race of rallywagens tegen. Sommigen werden gewoon tentoongesteld maar een groot aantal stond ook te koop. Zo zagen we drie Alfa Romeo’s 33TT12 prototypes die allen te koop waren. Verder nog een Shadow Formule 1 van 1975, Chrysler Viper GTS, BMW 30CSL Alpina, Lola T600, Maserati MC12, BMW M1 Procar, Ligier Matra JS7 F1, Nissan GTP Imsa, Lancia Beta Monte Carlo Martini, Mclaren F1 GTR Long Tail, Porsche 936 en 935 K3 Kremer, Renault 5 turbo, Ford Capri RS 2600, de Jordan 193 Formule 1 van Thierry Boutsen en terug zoals vorig jaar een heuse Mclaren expo bij uurwerkbouwer Richard Mille. Ze waren enkel vergeten dat er opnieuw twee modellen bijstonden ( M23 en MP4/4 ) die ook tijdens de vorige editie aanwezig waren. Geen nood er waren nog genoeg andere aanwezig zoals de M7C van 1969. De oranje Mclaren was voorzien van zijn meest volledige downforcepakket met zowel een massieve achtervleugel als een iets kleiner model net voor de vooras stond. Verder was er nog de Marlboro MP4/02 Tag waarmee Niki Lauda in 1984 wereldkampioen werd. De zilveren MP4/13 van Mika Hakkinen uit 1998 was ook van de partij evenals de 2010 Vodaphone MP4/25 van Lewis Hamilton. Afgesloten werd de reeks met de trieste zwarte MP4/31 Honda uit 2016 van Fernando Alonso. De  zwarte uitvoering benadrukt op deze manier best de weergave van het slechtste jaar ooit uit de geschiedenis van Mclaren. Meer info over de Mclaren expo van vorig jaar vind U via deze LINK. Nog een Mclaren maar dan wel een héél succesvolle vonden we aan de overkant bij Peter Auto. Deze had als uithangbord voor zijn nieuwe Global Endurence Legends de Mclaren F1 GTR Longtail chassisnummer 24 meegebracht. Ooit begonnen als Gulf Mclaren in 1997 werd zijn kleurenschema voor 1998 veranderd in wit/rood/geel en EMI sponsering en is ook zo gebleven.

Op een andere stand was er dan weer een viering voor 45 jaar PRV motor. Dit was een V6 motor die zowel bij Citroën, Peugeot, Renault en Volvo werd gemonteerd. Het begon als een samenwerking tussen Peugeot en Renault en later kwam ook Volvo als derde partner in het project. De V6 motor werd gebruikt in de topmodellen van de merken. Ook in sportwagens zoals de Renault Alpine en Venturi vinden we hem terug. Bekendste PRV motor is ongetwijfeld deze in de Le Mans WM Peugeot P88 van 1988. Deze was speciaal ontwikkeld om de hoogst mogelijke topsnelheid te behalen, een goed resultaat in het klassement was minder belangrijk. Huispiloot René Dorchy haalde op de rechte lijn van de Hunaudières ( toen nog zonder de twee chikanes ) een topsnelheid van 407 km per uur. Dit record staat nog altijd en zal ook blijven staan aangezien er enkele jaren later, om veiligheidsredenen, twee chikanes werden geplaatst  die hiermee ook een eind maakten aan deze recordpogingen.

Nu we toch in de 24 uren van Le Mans zijn aanbeland, deze hadden op hun stand een hommage aan de editie van 1949. Aanwezig was de winnende Ferrari 166 MM die werd bestuurd door Luigi Chinetti en Peter Mitchell-Thomson. Chinetti leverde een waar huzarenstuk af door 22,5 uren te rijden. Dat waren nog eens tijden. Echte venten in echte auto’s !

De Galleris des artiestes wordt ook elk jaar groter en groter. Je vindt er werkelijk van alles : schilderijen, prints, meubilair ( zoals een salontafel met een Ferrari V8 motor in ), kunstwerken, fotografie, een heuse 2PK in een muizenval, een Michel Vaillant racewagen en nog zoveel meer. Voor iedereen was er wel iets te vinden.

Na vijf dagen en 132.000 bezoekers was Retromobile 2019 voorbij. Het bezoekersrecord van 2015 (122.000) werd hiermee verbroken. Dit was ook te merken in de hallen. En als je dan deze hallen verlaat denk je : Kan dit nog beter ? Waarschijnlijk wel. Afspraak in februari 2020 in Parijs. Tot dan !

Verslag: Joris de Cock
Fotos: Patrick Verheeken