Om unieke auto’s te zien moet je naar het Festival of Speed of FOS in Goodwood trekken. Dit zowel om de nieuwste supercars te kunnen bewonderen als oudere exemplaren met een roemrijke stamboom. Wij zijn vooral op zoek naar geschiedenis en komen dan automatisch bij deze terecht.
Vorig jaar zagen we een Chaparral 2E Canam voorbij komen en toen dachten we: kan het nog beter? Jazeker, dit jaar waren er twee Chaparral’s aanwezig. De 2E was terug als één van de 25 door de Duke van Richmond geselecteerde topmomenten van het zilveren 25 jaar FOS jubileum. Deze 2E werd aangevuld door de Indy 500 winnende 2K van 1980, die bovendien ook nog bestuurd werd door zijn toenmalig piloot Johnny Rutherford. Deze ondertussen 80 jarige en 3 keer Indy 500 winnaar ( 1974-1976 en 1980 ) werd opnieuw herenigd met zijn winnende auto van 1980. Zowel de gele Chaparral als zijn bejaarde bestuurder stonden te blinken onder de felle zonnestralen van de aanwezige zomerzon. Wij hadden een aangenaam gesprek met Johnny en hij vertelde ons dat er ooit 3 stuks van dit type werden gebouwd. Twee hiervan hebben de zware Indy wedstrijden overleefd, het derde is jammer genoeg gesneuveld op het slagveld. Eén exemplaar staat in de Indy Hall of Fame en het tweede chassis is eigendom van Jim Hall, de oprichter van Chaparral. Het was deze laatste 2K die was overgebracht vanuit Texas naar Goodwood om zes keer de heuvel op en af te rijden. Dat lijkt op het eerste zich niet veel maar dat was wel zes keer volop genieten!
De Chaparral 2K is een ontwerp van de Engelsman John Barnard. Hij was de eerste die het “wingcar” principe van Colin Chapman’s Lotus 79 toepaste op een Indycar. Wie een eerste blik op de 2K werpt ziet meteen de lijnen van de 79. Enige verschil is dat Indywagens iets groter en breder zijn dan een F1 wagen uit die periode. Barnard zal later in de F1 zowel bij Mclaren als bij Ferrari prachtige wagens ontwerpen maar deze Chaparral 2K is volgens onze mening toch wel zijn meesterwerk. Johnny Rutherford wint in 1980 vijf Indycar wedstrijden met de Indy 500 als grootste triomf en is op het einde van het seizoen ook nog de nieuwe Indycar kampioen.
De gele Pennzoil Chaparral debuteert in de Indy 500 van 1979 met Al Unser Sr aan het stuur. Deze komt met zijn 700 PK sterke bolide al vrij snel aan de leiding van de wedstrijd en zal deze lange tijd behouden tot een defecte transmissie roet in het eten gooit. Unser moet noodgedwongen naar de kant maar heeft al van bij het debuut laten zien waar de 2K voor in staat is. De volgende wedstrijden duiken er nog verschillende “kinderziektes” op. Al Unser kan op de valreep van 1979 toch nog de allerlaatste wedstrijd van 1979 in Phoenix winnen maar verlaat hierna het team om aan de slag te gaan bij Penske. Achteraf gezien was hij toch beter nog een jaartje gebleven. Hij wordt vervangen door de Texaan Johnny Rutherford of “Lone Star JR”. De wagen blijft ongewijzigd voor het seizoen op uitzondering van het startnummer. Vanaf dan zal het een rode vier zijn.
De ondertussen 42 jaar oude Rutherford maakt een droomdebuut bij Chaparral. Hij wint de eerste wedstrijd in Ontario en vervolgens “The Big One” met de Indy 500. Beide races vertrekt hij ook vanuit de pole position. Hij is op weg voor het beste jaar uit zijn racecarrière. Nadien wint hij ook nog in Mid Ohio, Milwaukee en in Michigan. De Chapparal blinkt uit op zowel normale racecircuits als op de typische Amerikaanse ovale Speedway banen. Op het einde van het seizoen is hij ook de verdiende kampioen. Hij komt hiermee in het exclusie clubje van 10 met piloten die minsten drie keer de Indy 500 wisten te winnen en komt zijn afbeelding ook voor de derde keer op de fameuze Borg Warner Trophy. Deze gigantische trofee staat elk jaar na de wedstrijd op het podium en de winnaar wordt er mee gefotografeerd maar krijgt deze niet mee naar huis. Hij zou trouwens ook niet passen op de schouw want hij is veel te groot. Deze trofee was trouwens ook voor de eerste keer in zijn geschiedenis te bezichtigen in Europa. Op vooraf bepaalde tijdstippen stond hij aan de ingang van het Goodwood House. Zo’n imposante trofee hadden we nog niet gezien. De trofee heeft een vaste plaats in het Indianapolis Motor Speedway Museum en komt normaal enkel buiten voor de viering van de Indy 500 winnaar na de wedstrijd. Dan gaat hij terug naar het museum. De winnaar van de wedstrijd krijgt achteraf een kleinere versie die de naam Baby Borg kreeg. De trofee verscheen voor het eerst in 1936 en sinds dan wordt elk jaar de afbeelding van het hoofd van de winnaar samen met zijn naam aangebracht op de trofee. De hoofden van de piloten zijn in zilver maar er staat ook één gouden tussen. Dit behoort dan toe aan de oprichter Eddy Rickenbacker.
Het team Chaparral / Rutherford blijft samen voor het seizoen 1981 en in bij de eerste wedstrijd in Phoenix is het weer prijs. JR wint deze opnieuw, nu met het nummer 1 op de 2K. Dit zal jammer genoeg de laatste overwinning worden want vanaf dan keert het tij en smelt de voorsprong die Chaparral had opgebouwd t.o.v. de concurrenten. Deze zijn ondertussen ook uitgerust met wagens met het “wingcar” principe en blijken nog sneller te zijn dan de 2K. Eigenlijk was dit net zoals in de F1 waar de Lotus 79 van Chapman één volledig seizoen domineerde en het volgende werd weggeblazen door de tegenstand. Er zijn nog wel enkele podiumplaatsen maar niet voldoende om echt vooraan mee te spelen met een vijfde plaats in het eindklassement als gevolg. Eind 1981 besluit Jim Hall om zijn raceteam op te doeken en daarmee stopt ook de geschiedenis van het merk Chaparral als constructeur.
Johnny Rutherford kan het racen niet laten en zal de volgende jaren sporadisch actief zijn in de Indycar wedstrijden. Vanaf 1985 tot 1987 zal hij opnieuw het complete seizoen betwisten en nog eens in twee wedstrijden zegevieren. In 1985 wint hij in Montreal en in 1986 pak hij nog eens groot uit met een prachtige overwinning in de Michigan 500, een wedstrijd die héél dicht aanleunde bij de Indy 500. Hij zal in 1988 voor de laatste keer deelnemen in Indianapolis met een 22e plaats als resultaat. Daarna probeert hij nog drie keer om zich voor deze mythische wedstrijd te kwalificeren maar zonder succes. In 1994 hangt hij op 56 jarige leeftijd definitief de helm aan de haak. Johnny had één van zijn prachtige helmen in hogesnelheidsuitvoering met de extra rand onderaan ( om meer downforce te creëren? ) meegebracht naar Goodwood alsook een replica van zijn racekostuum van 1980. Dit pak was wel één of misschien twee maatjes groter dan het originele van toen. Ook was Johnny voorzien van de fameuze Indy 500 overwinningsring die hij met trots droeg. En zoals het hoort was het wel degelijk de ring van 1980 die bij deze auto hoorde. Zijn andere twee ringen waren in de States gebleven. De combinatie van dit alles met de aandacht voor de details zorgde voor een perfecte weergave van het in 1980 behaalde succes van de rijder in combinatie met zijn auto.
En waarschijnlijk weet U het al maar we gaan het nog eens zeggen: Een dergelijk schouwspel kan je enkel hier in Goodwood op het FOS vinden. Wij waren zeker overtuigd en we hopen dat we U via ons artikel hiervan hebben kunnen laten meegenieten.
Verslag: Joris de Cock
Foto’s: Joris de Cock & Patrick Verheeken