Vorige week kon u in deze blog een artikel lezen over de Volvo P1800 S en zijn geestelijke opvolger. Wij gaan hierop verder met het merk Volvo en keren terug naar 1994 toen er van hybride en elektrische toestanden nog geen sprake was.
Volvo maakte in dat jaar zijn debuut in het Britse Toerenwagen kampioenschap ( BTCC ) met zijn 850 Estate Super Tourer. Een breakmodel in de autosport? Ja, bij Volvo vonden ze dat dit kon! Wij kwamen één van de exemplaren tegen tijdens het Goodwood Festival of Speed in 2018. En of je het nu wilde of niet, je kon er moeilijk naast kijken.
De organisatoren van het BTCC beslissen om vanaf 1991 enkel nog atmosferische motoren met een maximale motorinhoud van 2 liter toe te laten. Dit betekent het einde van de groep A formule met turbo motoren en de dominantie van de Ford Sierra Cosworth. Ze hopen om hiermee meer spanning in hun wedstrijden te brengen. De Sierra wordt vervangen door een Mondeo en ook Vauxhall ( Opel Vectra ), Toyota ( Carina ) en Nissan ( Primera ) tekenen present voor deze nieuwe formule. BMW blijft met zijn “ouwe” M3 E30 verder doen. Ze plaatsen gewoon een 2 liter variant van hun S14 M motor zoals die in Italië, in hun 320Si model, werd aangeboden en leveren op het eind van het jaar, met Will Hoy, ook de kampioen van 1991. De opzet van de organisatoren is geslaagd. De wedstrijden worden spannend en spectaculair en bij momenten zelfs legendarisch. De BBC levert, de week na elke wedstrijd, een samenvatting met het sublieme commentaar van de onlangs overleden Murray Walker. En dat was echte autosport top tv! De hoge heren van de FIA in Parijs hebben deze succesformule ook opgemerkt en beslissen om de basis van de Engelse BTCC normen over te nemen voor een nieuwe reeks die vanaf 1993 in voege zal treden: het 2 liter Super Tourer kampioenschap. Het regelement wordt zo opgesteld dat de meeste autoconstructeurs over een model beschikken dat kan meedoen. Door de beperking tot 2 liter zijn het dan ook populaire en groot volume modellen, ideaal als promotiemiddel van een merk dat auto’s wil verkopen. Vanaf nu moeten de koetswerken wel voorzien zijn van 4 deuren. BMW moet hierdoor wel zijn coupé model vervangen door de berlinevariant. De 2 Liter Super Tourers zijn metéén een succes. Het BTCC nam de FIA regels over en ook in andere landen werden er wedstrijden en kampioenschappen opgestart. Het reglement is overal ter wereld identiek en dit zorgt ervoor dat teams met een auto uit het BTCC in bv Japan, Australië of Italië kunnen gaan deelnemen zonder dat ze hun auto moeten aanpassen. Het succes is zo groot dat er ook andere merken interesse krijgen. Renault laat door het Williams Formule 1 team een Laguna ontwikkelen en bouwen, Alfa Romeo en Audi bouwen hun auto’s zelf en komen met heuse fabrieksteams. Audi zorgt zo voor de eerste en enige vierwiel aangedreven auto in deze klasse.
In het Zweedse Gothenburg zien ze, bij Volvo, deze formule ook wel zitten. Enig probleempje: Volvo heeft geen eigen koersafdeling. Het maakt solide personenauto’s, vrachtwagens, kranen en zware werfvoertuigen. Niet echt racemateriaal! Op enkele uitzonderingen na zijn er ook maar weinig race Volvo’s geweest. Het is pas véél later in 2015 dat Volvo een privé raceteam met de naam Polestar ( waar hebben we die naam nog gehoord ? ) overneemt om Volvo’s van het type S60 klaar te maken voor deelname aan vooral het Zweedse en WTCC wereldkampioenschap. In 1993 is dit nog niet het geval en moet er op zoek worden gegaan naar een valabele partner. Ze willen van hun recent uitgekomen 850 model een raceversie laten bouwen en geven deze opdracht aan de Zweedse preparateur SAM. Die mag op de fabriek, voor de bouw van het prototype, een koetswerk komen ophalen dat niet aan de toleranties voldeed voor een klantenvoertuig. Daar blijkt dat er op dat moment maar één koetswerk beschikbaar is, een stationwagen of Estate zoals ze die bij Volvo noemen. Om geen tijd te verliezen wordt dit chassis gebruikt voor de testwagen. Het valt zo goed in de smaak bij de grote bazen dat die beslissen om er mee verder te gaan voor de definitieve koerswagens. SAM wordt echter bedankt voor zijn diensten en na enig zoekwerk komt Volvo terecht bij het Engelse TWR. Ja, dat is die van de Mazda RX7 en de Group C Jaguars. Het Jaguar groep C programma werd begin 1993, na de 24 uren van Daytona, na 9 jaar stopgezet. Tom Walkinshaw begrijpt meteen dat een samenwerking met een andere grote autofabrikant voor zijn team een geschenk uit de hemel is.
Tom Walkinshaw krijgt van Volvo “carte blanche” en héél véél budget om het programma op te starten en de ontwikkeling van de auto te realiseren. Het gekozen model 850 is een oerdegelijke en veilige middenklasse auto zoals de meeste toenmalige Volvo’s. Een raceauto? Dat is hij nu toch niet echt. Het is ook de eerste Volvo met voorwielaandrijving. Door de hoekige vorm is de link met de vroegere Volvo’s zeker nog aanwezig. Op het grote koetswerk is wel er véél plaats voor publiciteit. Het is geen eenvoudige opdracht voor TWR maar Volvo rekent op de jarenlange ervaring van het succesvol Engelse team. De behaalde BTCC titels, Europees kampioenschap Toerwagens, meervoudig Wereldkampioen Groep C, en overwinningen in de 24 uren van Daytona en twee maal de 24 uren van Le Mans zijn een prima visitekaartje voor TWR.
Piloten van dienst zijn de Nederlandse ex F1 piloot Jan Lammers en de bijna verplichte Zweed Rickard Rydell. Het debuutjaar 1994 verloopt minder goed dan verwacht. Uiteraard is alle begin moeilijk en er is altijd een periode met kinderziekten. Een Volvo 850 Estate Supertourer is dan ook een totaal andere auto als de groep C Jaguar’s die ze bij TWR gewoon waren. Ook op motorvlak scheelt er ook nog wel wat: de Volvo motor produceert 30 à 40 PK minder dan zijn concurrenten. Dit moet uiteraard opgelost worden. De 850 kan af en toe een top 10 plaats behalen met een vijfde plaats als beste resultaat. De collega piloten zijn niet opgezet met de “dikke” Volvo. Het grote koetswerk belemmert het zicht naar voor en de Volvo piloten rijden door hun lagere snelheid ook dikwijls in de weg. De Estate krijgt al snel enkele bijnamen zoals “tank”, “’bestelwagen” en “breadvan”. Maar ervaring opdoen voor 1995 is de boodschap. Jammer genoeg voor Volvo zal de Estate slechts één jaar gebruikt worden. Door een discussie over het gebruik van spoilers moet de FIA ingrijpen en het reglement aanpassen. Bij de start in 1993 was er overeen gekomen dat de constructeurs geen spoilers en vleugels op hun auto’s zouden homologeren. De mannen met de letter A hadden dit blijkbaar niet goed begrepen en Alfa Romeo en Audi verschijnen in 1994 wel met deze toepassingen op hun auto’s. Het extra voordeel van meer neerwaartse druk en snelheid zijn hierdoor enorm groot. BMW reageert vliegensvlug door in twee maanden tijd 2500 exemplaren te bouwen en te homologeren van zijn 318is die voorzien is van de voorspoiler en koffervleugel van de M3. Andere merken hebben deze mogelijkheid niet en tuimelen allen naar de onderste regionen van het uitslagenbord. Uiteraard volgt er gemor en de FIA reageert door het toelaten, vanaf 1995, van een voor- en achterspoiler voor alle deelnemende auto’s. Voor de Volvo is dit een probleem want de achterspoiler moet op het kofferdeksel staan. Ze schakelen dus noodgedwongen over naar de berline versie van de 850. Deze is een stuk competitiever dan de Estate, evolueert naar een wedstrijdwinnaar maar kan geen BTCC titel winnen. Zijn opvolger, de S40, zal dit in 1998 wel realiseren met Rickard Rydell aan het stuur. Het zal de enige BTCC titel voor een TWR Volvo zijn.
Maar zelfs met de overwinningen van de 850 Berline of de kampioenschapstitel van de S40, geen van beide zou ooit de status behalen van de 850 Estate BTCC van 1994. De publiciteitsstunt was zo geslaagd dat zelfs na meer dan 25 jaar, voor véél autosport- en Volvoliefhebbers de Estate de meest herinnerde Volvo racewagen ooit is geworden. Bewijs hiervan zijn de meerdere replica’s die in verschillende historic kampioenschappen meerijden. Bij een ander merk zou de combinatie niet gewerkt hebben maar bij Volvo wel. Het plaatje paste perfect en hierdoor werd de 850 Estate een buitenbeentje in de autosport !
Verslag & foto’s: Joris De Cock