Met het Festival of Speed in aantocht keren we nog eens terug naar de vorige editie, kwestie van al een beetje in de sfeer te komen.
Als er één reeks perfect past bij het algemeen thema van het Festival of Speed 2016 zijn het wel de CANAM wagens. Zoals de naam het zelf al aangeeft is het een serie die in CAN(ada) en AM(erica) werd verreden in zijn originele vorm tussen 1966 en 1974. De reglementen waren heel vrij zonder al te veel restricties en zo ontstond er een soort van Amerikaanse tegenhanger van de Le Mans sportcars die in het WK werden gebruikt. Typisch Amerikaans: alles was groter, breder en met veel meer motorinhoud. Cilinderinhouden van 5/6/7000 cc waren eigenlijk de standaardnorm met uitschieters tot 8/9000 cc. In 1966 waren er al motoren met meer dan 500 PK. Het eerste kampioenschap werd verreden tussen September en November in 1966 en viert hiermee ook zijn 50 jarig jubileum. Lola en Mclaren zorgden voor een groot deel van het startersveld. De Engelse constructeurs leverden de chassis’s aan en deze werden dan voorzien van een imposante Amerikaanse motor van Chevrolet, Ford, Oldsmobile of Chrysler. De meeste CANAM wagens zijn ook niet voorzien van koplampen. De sprintraces werden met één piloot betwist en altijd overdag. Jammer voor de Amerikanen is er een Engelsman die hun feestje komt verstoren. Wereldkampioen F1 van 1964 John Surtees komt hun verslagen met zijn Lola T70 Chevy. De winnende 1966 wagen was samen met zijn originele bestuurder aanwezig op het FOS 2016. De inmiddels 82 jarige Surtees kwam helemaal niet voor een bejaardenuitstapje want die weet verdorie nog heel goed waar zijn gaspedaal staat. Andere grote namen in dit debuutjaar : Mark Donohue, Phill Hill, Pedro Rodriguez, Bruce Mclaren, Denny Hulme, Chris Amon, Dan Gurney, Graham Hill, Peter Revson en George Follmer. De meeste hiervan zullen ook de volgende jaren deel uitmaken van het deelnemersveld.
De volgende vier jaren zullen de geschiedenis ingaan als de Bruce ( Mclaren ) en Denny ( Hulme ) show. De Mclarens M6A en vervolgens met de M8A en zijn evoluties B en D zijn zo dominant dat Mclaren en Hulme de serie overheersen. In 1967 winnen ze op één na alle wedstrijden en eindigen ze 1 en 2 in het kampioenschap en Bruce Mclaren wordt de tweede CANAM kampioen. In 1968 wint Mclaren alle wedstrijden en dit keer is Denny Hulme kampioen voor Bruce Mclaren. Ondertussen zijn ook de collega’s uit Maranello in de CANAM gearriveerd maar de prachtige rode 512P, 612 of 712 kunnen geen vuist maken tegen de Mclaren boys. Op het FOS zagen we de Ferrari 712 van Mario Andretti onder de deelnemers.
In 1969 komt Mclaren met de M8B aan de start. Kenmerkend waren de reuzespoilers op deze versie. De Bruce en Denny show gaat gewoon verder en weer winnen ze al de elf wedstrijden. Bruce is opnieuw kampioen. Op het einde van het jaar verschijnt ook Porsche op het toneel. Een op basis van de 917 ontwikkelde versie doet zijn intrede met de Zwitser Jo Siffert als piloot. Enkele derde en vierde plaatsen zijn bemoedigend maar de 917 PA V12 is zwaarder dan de Mclarens en heeft minder vermogen. In de zoektocht naar paardenkracht laat Ferdinand Piëch een V16 motor ontwikkelen. Drie van dergelijke motoren worden gebouwd en getest. Deze versie zal niet in wedstrijden gebruikt worden. Deze 917 met V16 motor staat in het Porsche fabrieksmuseum in Stuttgart. Volgens Mark Donohue die de testritten uitvoerde was dit een “monster” om mee te rijden. De V16 leverde weliswaar 840 PK maar deze op de grond zetten bleek toch niet zo simpel.
De start van 1970 begint in mineur. Twaalf dagen voor de eerste wedstrijd in het Canadese Mosport verongelukt Bruce Mclaren tijdens een test op het circuit van Goodwood. De motorkap van de M8D was losgekomen en de wagen was tegen 200 km/u in de betonnen muur gegaan. Bruce was op slag dood. Een ongeluk komt nooit alleen want ook Denny Hulme verscheen gekwetst aan de start met brandwonden aan beide handen die hij had opgelopen in de 500 Mijl van Indianapolis. Dan Gurney zal Bruce Mclaren vervangen en wint de beide eerste twee wedstrijden in Mosport en op Mont Tremblant. Daarna is Hulme terug in vorm en behaalt overwinningen in Watkings Glen, Edmonton en Midi Ohio. Tussendoor wint Peter Gethin ook in een Mclaren de wedstrijd op Road America. Dan neemt Hulme terug over om het seizoen af te sluiten met overwinningen in Minneapolis, Laguna Seca en Riverside en is daarmee ook de nieuwe kampioen. In de wedstrijd van Watkins Glen was het startveld aangevuld met Le Mans Prototypes die daar de dag ervoor een eigen wedstrijd voor het WK hadden gereden. Piloten als Jo Siffert, Richard Attwood, Vic Elford, Gijs Van Lennep en Brian Redman moesten allen met hun machtige Porches 917 het onderspit delven voor Denny Hulme’s Mclaren M8D.
Met de komst van de Lola T260 en F1 wereldkampioen Jackie Stewart zou er in 1971 eindelijk een waardige tegenstander verschijnen voor Mclaren. Het ontwerp van Eric Broadley was een stuk kleiner dan de imposante Mclaren. Vanaf de eerste wedstrijd in Mosport was Stewart mee vooraan te vinden maar hij moest de strijd staken met een defecte versnellingsbak. Dubbelslag voor de Mclarens van Denny Hulme en Peter Revson. Tijdens de volgende wedstrijd op Mount Tremblant waren er voor Stewart geen technische problemen en kon hij met de overwinning gaan lopen voor het Mclaren duo. De derde wedstrijd op Road Atlanta was Peter Revson voor Denny Hulme. Opnieuw was er een opgave voor Jackie Stewart die toen vertelde dat hij Canam wedstrijden kwam doen om de poen te pakken. Formule 1 reed hij voor een groot gedeelte voor de eer maar in de Canam waren de hoge startpremies en de dollars die werden uitgekeerd na de kwalificaties en de wedstrijden van doorslaggevende aard. Per wedstrijd werd er 75.000 dollar prijsgeld verdeeld onder de piloten. Dit was in 1971 wel heel veel geld. Op Watkins Glen waren zoals in 1970 de Le Mans Proto’s aanwezig en opnieuw moesten ze ook dit keer de duimen leggen voor het duo Peter Revson en Denny Hulme. Wel was er in deze wedstrijd het debuut van de Porsche 917/10. Deze versie was ontwikkeld op basis van de fameuze 917 die twee keer de 24u van Le Mans had gewonnen. Een wijziging in het regelement zou vanaf 1972 deze vijf liter motoren niet meer toelaten in het WK. 3000 cc zou daar de norm worden. Porsche zou in het WK enkel nog in de GT klasse uitkomen met de nieuwe 911 Carrera en ontwikkelde een CANAM wagen voor Amerika. De Amerikaanse markt was begin jaren 70 heel belangrijk aan het worden om meer naambekendheid te krijgen was deze reeks de meest aangewezen optie. Nascar en Indianapolis konden toen niet direct aan Porsche worden gelinkt. Jo Siffert eindigde bij zijn debuut al meteen op een derde plaats. In Mid-Ohio was het terug aan de beurt van Jackie Stewart om op de hoogste trede van het podium te staan. Naast hem op P2 staat Jo Siffert. Porsche is goed op weg. Kleine inzinking bij Mclaren: Peter Revson was de beste met P7. Op Road America zet Revson de situatie terug recht en wint de wedstrijd voor opnieuw Jo Siffert. Ondertussen is ook Shadow met zijn MK II met Jackie Oliver als piloot het startveld komen vervoegen. Minneapolis is opnieuw voor Mclaren: Revson wint voor Hume terwijl Siffert vierde en Stewart vijfde wordt. Mclaren zal ook de laatste drie wedstrijden winnen met Hulme in Edmonton en Riverside en Revson in Laguna Seca. Jo Siffert blijft goed scoren met zijn Porsche en zal in Laguna Seca de voorlaatste wedstrijd van het kampioenschap als vijfde beëindigen. Een week later komt de Zwitser om het leven in een F1 wedstrijd buiten kampioenschap op het circuit van Brands Hatch. Niet tegenstaande hij niet had deelgenomen aan de eerste drie en de laatste wedstrijd eindigt hij postuum op een vierde plaats in de eindstand net achter Jackie Stewart. Peter Revson is de kampioen voor Denny Hulme.
Turbo time in de Canam: na een eerste kennismaking met de 917/10 met een atmosferische V12 motor komt Porsche voor 1972 met een turboversie van 1100pk op de proppen. Het Amerikaanse team van Roger Penske krijgt een fabrieksstatuut en het Brumos team ( witte Porsches met rood en blauwe strepen en met nr 59 erop ) en Porsche dealer Vasek Polak vervolledigen het deelnemersveld. Mark Donohue zal de Penske L & M Porsche besturen. In de eerste wedstrijd op Mosport kan Hulme nog voor Donohue eindigen maar bij Mclaren voelen ze de bedreiging en Porsche al heel goed. Tijdens testritten tussen de eerste en tweede wedstrijd valt Mark Donohue uit wegens een ongeval. Hij zal voor verschillende wedstrijden onbeschikbaar zijn. Penske moet op zoek naar een vervangen en komt bij George Follmer terecht en met succes want die wint zijn eerste wedstrijd waarin hij deelneemt met de 917/10 turbo en meteen ook de eerste overwinning voor Porsche in de CANAM. En dit zal zeker niet de laatste zijn. In Watkins Glen kan Mclaren nog eens uitpakken met een dubbel voor Hulme en Revson maar dit zal meteen de laatste overwinning zijn voor een fabrieks Mclaren. Follmmer is niet te stoppen en wint de twee volgende koersen op Mid Ohio en Road America. Shadow en Jackie Oliver beginnen met hun MK3 ook voor de nodige tegenstand te zorgen. Tyrrell F1 piloot François Cevert komt in navolging van zijn teamleider Jackie Stewart ook wat dollars verdienen en slaagt daar ook vrij goed in. Na verscheidene ereplaatsen wint hij de zesde manche in Dannybroke in een overjaarse Mclaren M8F. Vanaf de zevende wedstrijd in Edmonton in Mark Donohue opnieuw beschikbaar voor Penske maar omdat Follmer ondertussen zoveel punten heeft verzameld ziet Roger Penske zich genoodzaakt om twee exemplaren in te zetten voor de rest van het seizoen: één voor Donohue en één voor Follmer. Beide zorgen ze voor de overwinningen in de laatste drie wedstrijden van het seizoen ( Edmonton–Laguna Seca en Riverside ). Telkens zijn er ereplaatsen voor Hulme of Revons in de Mclaren. Georg Follmer is de kampioen in 1972 voor Denny Hulme. De “oude beer” (zijn bijnaam) gaf zich nog niet direct gewonnen.
Voor 1973 ontwikkelt Porsche een evolutie maar deze zal enkel door het Penske Team ingezet worden. De 917/30 in Sunoco kleuren zal in dat jaar zes van de acht wedstrijden winnen met Mark Donohue aan het stuur. De twee andere worden nog door de oude versie 917/10 gewonnen met Charlie Kamp en George Follmer aan het stuur. Mclaren had zich teruggetrokken en hun wagens werden nog door kleinere privé-teams gebruikt. Het Penske team had ook de luxe om te beschikken over twee identieke 917/30 wagens. Het vermogen was ondertussen gestegen tot 1200 PK. Een van deze twee exemplaren was aanwezig op het FOS en werd onder andere bestuurd door Porsche WEC piloot Brendon Hartley. Wij waren aanwezig op de pre-startplaats toen Hartley plaats nam in de cockpit van de 917/30. De verantwoordelijke van Porsche sprak Brendon toe met de volgende woorden: Don’t wet your pants, you’re not used to so much power waarop volgend antwoord kwam: No problem, my underwear is waterproof. Nu een groot probleem was het niet want Hartley ging heel zorgzaam met dit museumstuk om en reed tegen een cruise snelheid de Goodwood heuvel op. De startvelden begonnen in 1973 serieus te krimpen. De Porsche tegenstanders konden geen vuist meer maken en begonnen één voor één af te haken. Enkel het Shadow team bleef volhouden met Jackie Oliver maar een paar ereplaatsen was hun beste resultaat. Deze waren ondertussen ook begonnen met de ontwikkeling van een turbomotor maar stonden nog niet zo ver als hun collega’s uit Stuttgart. De internationale oliecrisis van eind 1973 zou een probleem worden.Het seizoen 1974 begon al in 1973 toen bij de laatste wedstrijd er besprekingen begonnen tussen de organisatoren en de teams. Met de oliecrisis in volle opgang werd besloten om verbruiksnormen in te voeren. Dit was natuurlijk nadelig voor de turbo’s van Porsche en ook van Shadow kwam er tegenstand want die hadden al redelijk wat dollars geinvesteerd in een turbomotor maar de regel werd doorgevoerd. Porsche trok zich terug uit de CANAM. Er werd beslist om van 1974 een overgangsjaar te maken. Met startervelden van rond de 20 wagens. Het nog enige aanwezige topteam is UOP Shadow van Don Nicols. De DN 4-Chevy is dat jaar niet te kloppen. Dit is mede te wijten dat zijn concurrenten eigenlijk allemaal “tweedehands” wagens waren maar zeker ook aan het ontwerp van Tony Southgate. In de DN 4 zat heel veel F1 technologie. Shadow had ook een F1 wagen in zijn cataloog en deze diende als basis voor de CANAM versie maar dan met een motor tot 800 PK. Piloten Jackie Oliver en George Follmer wonnen alle vijf de wedstrijden van een ingekort kampioenschap. Zelfs de Penske Porsche 917/30 kon de Shadow niet kloppen ! Penske had voor één wedstrijd zijn kampioenen auto van 1973 nog eens van stal gehaald voor de wedstrijd in Mid-Ohio. Brian Redman ging de strijd aan met de Shadows maar een tweede plaats achter de Shadow van Jackie Oliver was het hoogst bereikbare. Dit toonde wel aan hoe goed de Shadow ondertussen was geworden en dit zonder een turbomotor. Volgens insiders was dit de beste CANAM wagen ooit, jammer genoeg werd hij maar voor vijf wedstrijden gebruikt want de wedstrijden in Edmonton en Riverside werden geschrapt. CANAM bood te weinig spektakel en de toeschouwers en sponsors haakten af en de gemaakte kosten waren niet meer in overeenstemming met het geboden spektakel. In November viel dan de beslissing om definitief te stoppen met de serie. Jackie Oliver was de laatste kampioen en wat een overgangsjaar diende te worden werd het definitief einde van een spectaculaire raceformule waar je vandaag slechts van kan dromen.
Vanaf 1970 komt er ook een Europese variant die de naam Interserie krijgt en gebruikt in de beginperiode vooral wagens die afkomstig zijn uit de CANAM. Zo kunnen ook de Europese fans genieten van deze monsters. De strijd gaat dan vooral tussen Mclarens en Porsches. Hierdoor krijgen we verschillende versies van de Porsche 917/10 turbo te in de kleuren van bekende Europese sponsors zoals Jägermeister, Vaillant, Martini en Bosch.
In 1977 start er een tweede editie: de SCCA CANAM. Op basis van de ter ziele gegane wagens van het Amerikaanse F5000 kampioenschap worden van deze Formule wagens omgevormd tot één zitsproto’s. In feite bestond de wijziging grotendeels in het koestwerk dat van een open wiel model werd veranderd in een prototype model waar de wielen bovenaan dicht zijn. De motorlimiet was 5000 cc en de gebruikte motoren kwamen van Chevrolet. De meeste deelnemers maken gebruik van een omgebouwd Lola chassis. Zo ook het Belgische VDS team van Graaf Van der Straeten. We vinden bekende namen onder de deelnemende piloten zoals: Al Holbert, Jacky Ickx, Alan Jones, Bobby Rahal, Keke Rosberg, Patrick Tambay en Jacques Villeneuve. Patrick Tambay is de eerste kampioen in 1977. In 1980 herhaalt hij deze prestatie opnieuw. F1 piloten doen het goed want in 1978 is het de beurt aan Alan Jones die dan in 1979 wordt opgevolgd door onze eigen Jacky Ickx. Geoff Brabham is de volgende in 1981 en Al Unser Jr volgt in 1982. Vanaf 1983 zijn er nog wel wedstrijden maar de belangstelling van sponsors en publiek begint weer sterk te verminderen en zijn het vooral minder grote piloten die met de overwinningen gaan lopen. Het Imsa kampioenschap met de sport proto’s en later Groep C wagens is aan het sterke opmars bezig en ligt aan de basis dat het CANAM kampioenschap voor een tweede en dit definitieve keer zal verdwijnen.
Verslag & foto’s: Joris de Cock