Gezien op de Spa 6 uren : een wedstrijd tussen generaties.

Dat de zes uren van Spa een topevent zijn op de jaarlijkse historic kalender staat buiten kijf. De series uit het Masters Historic Racing staan garant voor topspektakel en topauto’s. In het Spa weekend zitten er als opvulling in het programma dan ook nog typisch andere Britse organisaties zoals de Historic Grand Prix Cars Association, de Motor Racing Legends Woodcote Trophy, de Historic Sports Car Club en een héél speciale toerwagenwedstrijd.

De organisatoren van de U2TC en HTCC hadden hun krachten gebundeld en dit resulteerde in een prachtig deelnemersveld met eenvoudige toerwagens van begin jaren 60 tot de turbo monsters van eind jaren 80.

In de U2TC vinden we vooral de Ford Lotus Cortina, BMW 1800ti, Alfa Romeo Giulia en een aantal Mini Coopers terug. Aangezien er in deze reeks een jaarbeperking is tot 1966, zijn het uiteraard altijd dezelfde modellen die deelnemen en is er niet echt veel variatie of nieuwigheden te bespeuren.

Dit is anders bij de Historic Touring Car Challenge. Deze laat groep twee wagens toe tot 1981 en groep A wagens tot 1990. Recent is dit nog uitgebreid voor auto’s met turbo motoren. Hierdoor komen er wel véél verschillende wagens in aanmerking voor deelname. Bij toerwagens denken de autosportliefhebbers meestal direct aan Ford en BMW. En gelijk hebben ze want deze merken zorgen onder hun beide voor het grootste aantal deelnemers. Onder de aanwezigen : een ganse reeks Ford Sierra Cosworth’s maar ook de Ford Capri’s waren talrijk aanwezig en dit zowel in groep 1 als group 2 uitvoering, de populaire Ford Escort kon uiteraard niet ontbreken. Bij BMW zagen we de 2002 en de 30CSL ( jammer genoeg maar één exemplaar ) en de M3 E30 in BTCC en DTM uitvoering. Ook Alfa Romeo was vertegenwoordigd met twee stuks van zijn GT V6, het Britse Rover bracht vier SD1 modellen aan de start. Hieronder ook een net gerestaureerd TWR exemplaar. Ook enkele MG Metro turbo’s en een Mini 1275 GT staan op de startgrid. Voor nog meer variatie zorgden nog een Chevrolet Camaro en een unieke Nissan Skyline GT-R turbo. Deze voorloper van de huidige GTR werd reeds eind jaren 80 ingezet in de wedstrijden in Japan en Australië. Bij ons in Europa was deze wagen niet te zien omdat het model niet op de Europese markt werd aangeboden. Deze Skyline beschikte over een 2,6 liter turbo motor en was ook al uitgerust met een vierwielaandrijving. Het werd hierdoor een geduchte tegenstander in de toerwagenwereld. In Australië kreeg hij direct de bijnaam Godzilla of koning van de monsters. De Skyline is enkele jaren onoverwinnelijk en de rijders van de Ford Sierra Cosworth zitten hiermee in het lijdende kamp. In 1991 komt er dan toch tegenstand met de BMW M3 in DTM uitvoering van het team van Frank Gardner. Na een pauze van twee jaar kwam BMW terug met een officiëel team te voorschijn. De M3’s waren in de kleuren van Benson en Hedges. Piloot Tony Longhurst had zijn Ford Sierra Cosworth hiervoor aan de kant gezet. De M3 was zeker niet sneller dan de Nissan en de Ford met zijn 2,5 vier cilinder motor, maar was wel héél handelbaar door zijn bijna perfecte wegligging en kon ook véél later remmen dan zijn tegenstanders. Een gevolg hiervan was ook dat hij de volledige wedstrijd met één stel banden kon afleggen. Zijn tegenstanders van Ford en Nissan moesten meestal halfweg stoppen voor nieuw rubber. Hun voorsprong smolt dan mee met hun banden. Longhurst was tegen het einde van het jaar zo succesvol dat hij de bijnaam van “Giant killer” kreeg van de commentatoren.

De organisatoren van het kampioenschap waren er echter niet zo blij mee en zij voorzagen Longhurst  prompt met 50 kg succesballast voor het volgende seizoen. Hierdoor kwam er meteen een einde aan deze toch wel spannende en mooie wedstrijden. Toch wel raar, de kleinste auto met het minste vermogen en die moeten ze dan op deze manier afremmen wegens te veel succes. Deze M3 is tot nu toe de meest succesvolle toerwagen aller tijden met meer dan 1400 overwinningen in een zes-jarige loopbaan. Een identieke M3 was er aan de start, maar dan in de DTM uitvoering van 1991 met een ex Bigazzi wagen van Steve Soper.

De eerste wedstrijd werd verreden op vrijdagavond en Godzilla kon meteen als eerste wegsprinten, één ronde later was het voor hem al over en out want hij moest meteen zijn pitbox opzoeken. Dit was ook het laatste optreden van de machtige Skyline van het weekend. Op een droog wegdek waren het vooral de Ford Capri’s en Sierra’s die het onder elkaar uitvochten. Steve Dance was met zijn Capri 3100 RS de snelste voor twee Sierra modellen. De Capri’s zijn vrij betrouwbaar, dit in tegenstelling tot de Sierra. Hiervan zie je regelmatig een exemplaar hun box opzoeken met één of ander probleem. De kleine, krachtige en complexe turbomotor is niet direct een voorbeeld van grote betrouwbaarheid. Dat was dertig jaar geleden niet het geval en dat is nu met betere technologie en minder vermogen nog altijd het geval.

Andere en natte omstandigheden in de tweede wedstrijd. Het extra vermogen van de turbo motoren kon niet echt gebruikt worden en de Sierra’s moesten de duimen leggen tegen de BMW M3. De “Giantkiller” kwam opnieuw te voorschijn en vader en zoon Whale werden de winnaars van deze manche. De Capri van de zaterdagwinnaar Dance werd tweede. De twee laatste overgebleven Sierra’s eindigden op plaats drie en vier.

Het was de eerste keer dat we een toerwagenstartveld zagen met een zo grote diversiteit. Bij Ford namen de opa’s ( Cortina Lotus ) het op tegen hun zonen ( Capri en Escort ) en kleinzonen ( Sierra Cosworth ). Bij BMW een identiek scenario met opa ( 1800 ti ) en zonen ( 30CSL en 2002 ) en hun kleinzoon ( de M3 E30 ).

In dit startveld vinden we zowel originele auto’s als replica’s. We vonden een spiksplinternieuw exemplaar van de Ford Sierra Cosworth in het team van preparateur Ric Wood. Ric was zelf de piloot van Godzilla maar hij had ook verschillende auto’s bij die hij voor klanten klaarmaakt. De Ford Sierra in Batibouw uitvoering werd oorspronkelijk ingezet door het Belgische Luigi team voor Thierry Tassin in 1988. Kenmerkend is de grote schildpad op de wagen en je ziet direct de Belgische connectie. De wagen had enkel een kleine test gedaan in Engeland alvorens hij naar België werd verzonden. Verschillende kinderziekten kwamen jammer genoeg tijdens de wedstrijden opduiken. Snelheid was er zeker genoeg want in de tweede wedstrijd werd er als laatste gestart en klom de schildpad op tot de vijfde plaats, maar moest dan opnieuw de strijd staken met een drukprobleem van de turbo.

We kwamen nog Belgische wagens tegen van het Luigi team met een BMW 30CSL Marabout van 1973 en een Alfa Romeo GT V6 in Boule d’Or uitvoering van 1981. De 30CSL was al eens het onderwerp van een artikel dat U via deze LINK kan terugvinden.

Deze samenvoeging van beide reeksen was voor ons toch wel één van de hoogtepunten van het weekend en is zeker voor herhaling vatbaar. Wij kunnen al niet wachten voor de volgende editie die organisator Roadbook ons zal voorschotelen. Deze leveren toch elk jaar mooi werk om een zeer divers en mooi programma aan te bieden. Afspraak in september 2020 !

Verslag: Joris de Cock
Foto’s: Patrick Verheeken & Joris de Cock