Onze top 5 van het Festival of Speed 2017

1é  Williams FW14 B Renault “Red Five” van Nigel Mansell van 1992

Voor ons één van de hoogtepunten van het FOS 2017 is de Williams FW14B. Met de komst van Adrian Newey bij Williams verscheen de ene winnaar na de andere uit de renstal van Frank.

Newey had reeds bij het bescheiden Leyton House March getoond tot wat hij in staat was zodat deze opeens in de voorste gelederen van de startopstelling verschenen, maar de financiële toestand bij March was niet rooskleuring en het team ging in faling.  Newey verhuist naar Williams en de FW14 is de eerste van zijn meesterwerken.

De FW14 debuteert in 1991 in de GP van de USA. Na een moeilijk debuut in de eerste wedstrijden wint Ricardo Patrese de GP van Mexico. Halfweg het seizoen komt de Williams machine op volle toeren en Nigel Mansell wint de GP’s in Frankrijk, Engeland en Duitsland in ware hattrick stijl. De toenmalige concurrenten van Mclaren met Senna en Berger zijn gewaarschuwd. Later volgen voor Mansell nog overwinningen in Italië en Spanje. In deze wedstrijd zit het inhaalmaneuver van het jaar toen Mansell en Senna op de rechte lijn van het circuit van Barcelona  op slechts enkele centimeters tegen 300 per uur naast mekaar reden en Mansell als eerste de bocht inreed. Patrese van zijn kant wint nog de GP van Portugal en op het einde van het jaar is Mansell vice-kampioen en eindigt Patrese op plaats drie van het WK.

Tijdens de winterperiode van 91-92 krijgt de FW14 een update met de B versie. Het is deze wagen die aanwezig was op het FOS.  Naast het bijna perfecte aero ontwerp van Newey zit de auto vol met technologie die toen revolutionair was zoals een semi automatische versnellingsbak, een actieve ophanging en tractiecontrole. De concurrenten waren gewaarschuwd na hun reeds succesvolle tweede helft van het seizoen 91.

Het seizoen ‘92 begint met een bang: Mansell wint de eerste vijf wedstrijden met een overweldigende dominantie. Na enkele tweede plaatsen volgt er nog een hattrick met de GP’s van Frankijkrijk-Engeland en Duitsland en met een tweede plaats in de GP van Hongarije kroont hij zich iets over de helft van het seizoen al tot wereldkampioen.  Ayrton Senna zag langs alle kanten de sterren vliegen en wil kost wat kost in 1993 zelf met de Williams rijden. Zijn lopend contract bij Mclaren belet hem dit en Ron Dennis moet hem zelfs dwingen om verder te doen. Bij Williams is ook nog geen plaats voor Ayrton, want na het behalen van de titel verschijnen de geruchten dat Alain Prost al sinds het begin van het jaar een overeenkomst zou hebben met Williams en daarin een veto stelde voor zowel Mansell als Senna. Van zodra Mansell hiervan op de hoogte was liet hij de eer aan zichzelf door in Monza aan te kondigen dat hij op het eind van het seizoen stopte als F1 rijder. Eén week later kwam hij dan met de melding dat hij voor 1993 een overeenkomst had om in de toenmalige Indycar met het Newman/Haas team te racen. Daar zal hij in 1993 kampioen worden en derde eindigen in de Indy 500. Weinigen zullen hem dit nadoen. Het seizoen 1992 was ondertussen nog niet afgelopen en Mansell wint nog de GP van Portugal.  Teamgenoot Patrese doet dit in GP van Japan en wordt zo nog vice-kampioen. Williams is uiteraard kampioen bij de constructeurs.

De FW14 B heeft  sinds het seizoen ‘92 nooit meer gereden en werd door de Williams Heritage afdeling terug rijklaar gemaakt voor hun Veertigste verjaardag waar hij eerst verscheen op hun groot feest dat plaats vond begin juni op het circuit van Silverstone.  Een maand later verschijnt hij dan op het FOS met hun vaste classic piloot Karun Chandhok aan het stuur en wij hopen dat we hem nog dikwijls mogen terugzien.

 

2é  Ferrari 641 V12  F1 van 1990.

De Ferrari 641 is een update versie van zijn voorganger de 640. Deze flink uit de kluiten gewassen F1 is met zijn V12 motor een imposante verschijning en werd met succes gebruikt door Alain Prost en Nigel Mansell in het seizoen 1990.  Prost wint vijf wedstrijden en is tot de GP van Japan in de running voor het WK, maar iedereen herinnerd zich nog zeker de start van deze wedstrijd waarin rivaal Ayrton Senna zijn Franse rivaal in de eerste bocht gewoon van de baan reed en wereldkampioen werd.  Het jaar van Nigel Mansell verliep veel minder goed met enkel winst in de GP van Portugal.  Technische problemen deden hem meermaals de das om. In de GP van Engeland reed Mansell aan de leiding toen zijn versnellingsbak haperde. Hij werd eerst gepasseerd door teamgenoot Prost en moest later tot zijn grote frustratie zijn 641 aan de kant zetten. Het zat hem zo hoog dat hij dat hij zijn handschoenen in het publiek gooide en na de wedstrijd verklaarde dat hij op het eind van het seizoen stopte met F1. Hier zou hij later wel op terugkomen nadat hij van Frank Williams een aanbod kreeg om met zijn FW 14 te komen rijden. Frank beloofde hem een auto om wereldkampioen te worden en kon Nigel zo overhalen om zijn carrière verder te zetten.  Dit zal ook gebeuren met de FW 14 B in 1992. De 641 zal nog gebruikt worden tot halfweg het seizoen 1991 om dan opgevolgd te worden door de 642.  Het exemplaar dat op het FOS aanwezig was werd door het Ferrari Corse F1 Cliente team bijgestaan en werd bestuurd door de ex F1 rijder Olivier Beretta die nu nog altijd actief is de GT racerij.  Met nummer 2 erop was het duidelijk dat het een ex-Mansell bolide was.

 

3é  Brabham BT 46 Alfa Romeo Fan Car

3é  Brabham BT 46 Alfa Romeo Fan Car

Een héél unieke auto die ooit maar één wedstrijd heeft gereden en die dan nog heeft gewonnen, zagen we tijdens het FOS. De Parmalat Brabham BT 46 Alfa Romeo uitgerust met de fameuze ventilator op de achterkant. We gaan terug naar 1978. Colin Chapman domineert het begin van het seizoen met de nog oude Lotus 78 en als halfweg de 79 “wingcar” op het toneel verschijnt die door zijn zijskirts zo’n grote downforce ontwikkelt, kan de concurrentie enkel meedoen voor de derde plaats. Andretti en Peterson  zijn ongenaakbaar. Bij Brabham plaatst Murray een ventilator achter de versnellingsbak die de lucht letterlijk van onder de wagen wegzuigt. Brabham verschijnt met twee exemplaren voor Niki Lauda en John Watson op het circuit van Anderstorp voor de GP van Zweden.

De wagens worden achteraan afgedekt in de paddock en verschijnen enkel op de racebaan met een zichtbare achterkant. Murray’s plan blijkt te werken. De Brabham is opnieuw competitief en strijd vooraan mee tegen Andretti.  Watson spint van de baan, komt in het zand terecht en zorgt zo voor de eerste woestijnstorm in Zweden. Lauda volgt ondertussen Andretti en kan hem zelfs langs buiten voorbijsteken. Dat was in 1978 nog niet gezien: een tegenstander die de Lotus 79 passeert in een bocht aan de buitenkant !  Andretti  gaat tot het uiterste maar zijn Cosworth motor begeeft het en hij moet de strijd staken. Na de wedstrijd ontstaat er een storm van protest. Piloten die achter de Brabham hebben gereden beweren dat deze stenen en allerlei vuiligheid katapulteerde op zijn achtervolgers. Volgens Gordon Murray was dit niet waar, maar de toenmalige CSI ( nu FIA ) verbiedt om veiligheidsreden onmiddellijk dit concept en zo verdwijnt de ventilator van de Brabham en moeten ze vanaf de volgende wedstrijd terug zonder dit systeem deelnemen aan de GP van Frankrijk. Het resultaat van de GP van Zweden blijft wel geldig en zo mocht Brabham zijn overwinning wel behouden.

We hebben de Brabham eventjes zien rijden op het FOS en de ventilator werkte effectief. Hoe meer de piloot het gaspedaal induwde hoe luider het geluid was. Jammer genoeg hebben we de wagen maar één keer zien voorbijkomen, want even later kon hij de start van de hill climb niet nemen en werd hij afgetakeld.  Het blijft wel een uniek stuk en we kunnen het niet genoeg herhalen: het is om deze wagens te zien dat we het FOS bezoeken. Sommige staan statisch opgesteld, maar een gans pak komt gewoon voorbij gereden. Dit exemplaar behoort trouwens aan Bernie Ecclestone die weer een deel van zijn collectie had meegebracht. Vorig jaar had hij zijn Brabham-BMW’s meegebracht – zie ons vorig artikel – en nu had hij zijn Brabham-Alfa Romeo’s bij.

 

4é  Chaparral – Chevrolet 2 Canam 1966

Nummer vier in onze top 5 is de vrij indrukwekkende Chaparral 2E uit de Canamreeks van 1966. Als kleine snaak kreeg ik in 1969 een schaalmodel van een witte racewagen met een gigantische achtervleugel. Bij het neerdrukken van het miniatuurtje bewoog de achtervleugel. Dat was toen voor mij vrij indrukwekkend. Het was een Le Mans proto van het Amerikaanse merk Chaparral van het type 2F gefabriceerd door het Franse merk Soldio in schaal 1/43.  Voor die tijd was dit al een vrij mooi schaalmodel, het bevindt zich vandaag nog altijd in mijn collectie en het heeft de tand des tijds vrij goed doorstaan.

47 jaar later sta ik op het FOS en zie opeens een witte Chaparral voorbij komen met ook zo’n gigantische achtervleugel erop. Hij lijkt op mijn miniatuurtje maar het iets vroegere Canam versie van het type 2E  van 1966.  Achter het stuur zit Jim Hall junior, zoon van de ontwerper, Jim Hall senoir. De 2 E  is een evolutie van de 2C waar hij het chassis van over neemt. Het ontwerp van piloot/ingenieur Jim Hall is vrij vooruitstrevend voor die periode en de originaliteit en genialiteit druipen er gewoon vanaf. Het mooie, perfect uitgebalanceerde concept was met zijn 700 kg een echte lichtgewicht. De 5,3 liter motor kwam van bij Chevrolet en leverde 450 PK. De wagen was voorzien van een automatische versnellingsbak. De Chaparral had, in tegenstelling tot andere racewagens geen twee, maar drie pedalen zoals elke normale auto. Eén om gas te geven, één om te remmen en een derde om de vleugel te bedienen vanuit de cockpit. Door deze pedaal in te trappen kon de piloot deze in een vlakke positie zetten om zo een nog beter luchtweerstrand te verkrijgen. Hall kon via zijn connectie met Chevrolet ook gebruik maken van hun windtunnel en had dit systeem daarin uitgetest. Door het pedaal te lossen kwam de vleugel terug omhoog en fungeerde zo als rem. De 2 E was trouwens ook de eerste racewagen waar de radiators zijdelings in het koetswerk werden geplaatst. Dit zou later bij vele andere merken navolging krijgen. Het racedebuut vond pas plaats in de tweede wedstrijd van het seizoen in Bridgehampton. Phill Hill wordt vierde. In de volgende wedstrijd in Mosport is Hill tweede en de stijgende lijn gaat verder, want in Laguna Seca is het zelfs een dubbelslag met Hill als winnaar en Hall als tweede. Het baanrecord sneuvelt met 1,5 seconden. Riverside is de volgende meeting en daar is Hall weer tweede en ook daar met een nieuw baanrecord. In de eindstand van het kampioenschap eindigen Hill en Hall op plaats 4 en 5. Dit was een heel goed resultaat want geen van beide hadden een volledig kampioenschap betwist.

Hall zal later nog opmerkelijke versies uitbrengen zoals de 2H en 2J. De laatste met twee ventilators gemonteerd om de achterkant om de wind weg te zuigen zoals bij de Brabham BT 46 die we hiervoor hebben besproken. Deze wagen werd regelmatig door Jackie Stewart bestuurd en kreeg de bijnaam “stofzuiger”. De grote achtervleugels vinden we op deze types niet meer terug omdat de reglementering die niet meer toeliet.Na 47 jaar had ik mijn Chaparral eindelijk eens in het echt zien voorbij komen en ik ben heel blij dat ik dit mocht meemaken en we kunnen het niet genoeg herhalen: dit maak je enkel mee op het Festival of Speed in Goodwood. Dus volgende keer allen daarheen !!

 

5é  Mclaren F1 – XP 5

We sluiten onze top 5 af met een ex-wereldrecordhouder : de Mclaren F1 XP-5. Dit is het laatste gebouwde voorserie prototype van de F1 waarbij XP5 voor Experimental Five staat. De wagen die is uitgerust met nummerplaat K8 MCL, heeft bij alle grote automagazines op de cover gestaan. Ook was hij meermaals te gast in TV programma’s als bv Top Gear. Ontelbare journalisten en piloten hebben zijn stuur gedeeld. Tiff Needell reed ermee rond het testcircuit van Milbrook met een gemiddelde van 314 km/u en Mika Hakkinen bedwong aan zijn stuur de Nordschleife van de Nürburgring in 7 minuten en 11 seconden. De ene knalprestatie na de andere.

Op het testcircuit van Nardo had zijn collega XP3 in 1993 al een snelheid behaald van 372 km/u. Toch was dit niet voldoende voor Mclaren en op 31 Maart van 1998, XP 5 was toen al meer dan zeven jaar oud, werd er een recordpoging gepland op het  Ehra Volkswagen testcircuit Ehra-Lessien. Andy Wallace werd als testpiloot ingehuurd en deze bereikte een snelheid van 386,4 km/u tegen een maximaal toerental van 8300 toeren per minuut. Mclaren en XP5 werden hiermee de snelste seriewagen op de wereld. Dit record zou standhouden tot April 2007. De Bugatti Veyron verbeterde van 386 naar 408 km. De Veyron had wel bijna 400 PK  meer onder de motorkap dan de Mclaren. Ook moest hij dit snel afhandelen want zijn banden hadden maar 15 minuten levensduur tegen deze snelheid. Dit in groot contrast met de Mclaren waar de recordpoging was uitgevoerd op reeds gebruikte banden. Tot vandaag is de Mclaren XP5 nog wel altijd de snelste seriewagen met een atmosferische motor.

XP5 bevindt zich vandaag in de Mclaren collectie in Woking waar hij in het gezelschap van vele andere Mclaren F1 en Canam wagens volop kan genieten van zijn pensioen. Af en toe komt hij nog eens buiten zoals bij deze gelegenheid voor het FOS.

De Mclaren F1 blijft voor ons de ultieme supercar.  De zitpositie van de chauffeur in het midden blijft uniek en na 25 jaar oogt het ontwerp nog altijd subliem.  De V12 BMW M motor maakt hierbij dan nog een fenomenaal geluid en is met zijn 627 PK één van de krachtigste niet turbo motoren.  Het ontwerp van Gordon Murray ( ja, weer hij ) was zijn tijd vooruit in ontwikkeling en de racecarrière van de F1 en F1 GTR zijn een verhaal op zich maar daar komen we later nog op terug.

Verslag: Joris de Cock
Foto’s: Patrick Verheeken & Joris de Cock